
Deel 1
Gerard Salomons (1890-1975)
Biografische schets

foto boven: Synode Christelijke Gereformeerde Kerk 1934. Linksonder zit ds. G. Salomons (met de hand bij het oor). Daarboven is zichtbaar ds. J.A. Riekel (met de hand bij kin). Recht tegenover hem ds. L.H. van der Meiden.
Leert een mens met smart zeggen: nu kunnen alle mensen zalig worden behalve ik, dan zegt hij: nu kunnen alle mensen zalig worden en Gode zij dank ook ik."
G. Salomons
"Niet de geschiedenis van de verloren zoon in een filmopname hebben we nodig, maar wel die geschiedenis herhaald en geschreven in ons hart. Mochten we, bij aanvang of voortgang, maar veel wederkeren uit dat verre land, naar Gods Vaderhart heen."
G. Salomons
U behoeft, die uitzien naar Christus niet af te stoten, ook niet met de zweep naar de z.g. verzekering te jagen. U mag ze bemoedigen. Maar waarmee? Alleen met Hem. Vertel ze maar wat in Hem te zien en te vinden is. Zeg maar, dat Hij juist voor zulke schuldigen en ellendigen gekomen is
G. Salomons
Betekenis van ds. G. Salomons
In het boekje 'Het volk zonder applaus, de receptie van Karl Barth in hervormd-gereformeerde en christelijk-gereformeerde kring' merkte historicus dr. C.M. (Niels) van Driel op welk een grote betekenis ds. G. Salomons (1890-1975) gehad heeft voor de Christelijke Gereformeerde Kerk in de beginfase van dit kerkverband.[*] Tijdens de jaren 20 en 30 van de twintigste eeuw nam hij binnen dit kerkverband een vooraanstaande plaats in.[*] Volgens ds. J.H. Velema was Salomons: "Een geweldige exegeet, met een zeer persoonlijke inslag."[*] Ook schreef hij tal van artikelen voor het kerkelijk blad De Wekker. Over de veertiendelige serie[*] van ds. Salomons over Karl Barth oordeelde Van Driel: "Het zijn de helderste, meest faire en inzicht gevende artikelen die in de vooroorlogse jaren in hervormd-gereformeerde en christelijk-gereformeerde kring aan Barths theologie zijn gewijd."[*] In de laatste aflevering van deze artikelen benadrukte Salomons zelf niet meer dan een 'miniatuurtheoloog' te zijn. "Nu sprak Salomons wel heel relativerend over zichzelf. Hij behoorde zonder meer tot de best onderlegde predikanten, die in de kerkelijke pers menige serie over een actuele stroming, sekte of theologie schreef. Niet voor niets had de synode van 1932 een beroep op hem gedaan om prof. F. Lengkeek (1871-1932) op te volgen, waarvoor hij overigens bedankte."[*] Van Driel geeft aan het opmerkelijk te vinden en zelfs onterecht, dat de plaats van ds. Salomons in de geschiedenisboeken van de Christelijke Gereformeerde Kerk(en) vrijwel is uitgewist.[*] "Een verklaring daarvoor is er wel, maar een rechtvaardiging niet."[*] Om deze leemte in te vullen doen we een poging om het één en ander uit zijn leven en werk samen te vatten. Wie was ds. Gerard Salomons? Kort samengevat: Een voorbeeld van een onbaatzuchtig dienaar van het evangelie en ook een sprekend bewijs ervan.

Zeer
goed heb ik dominee Salomons gekend en tot roem van Gods genade kan
ik meedelen dat hij mij tot rijke zegen is geweest. Onder andere
heeft de Heere hem in die jaren willen gebruiken als slijk aan Zijn
heilige vingeren om mij na veel strijd, twijfel en worstelingen toe
te brengen tot dat volk, dat - o wonder van genade - eenmaal zal
zalig worden, hun klederen gewassen zijnde door het bloed van het Lam.
Veel heb ik vroeger aan zijn prediking gehad."
Uit een brief aan de kerkenraad, 1 maart 1975
Noten
[*] C.M. van Driel, Het volk zonder applaus, de receptie van Karl Barth in hervormd-gereformeerde en christelijk-gereformeerde kring, Barneveld: Vuurbaak (2014) p. 91
[*] A. Bel, dr. H. Florijn, drs. J. Versloot, Kerkelijk leven in Beeld, De Gelderse vallei 'Amersfoort', p. 26
[*] J. Mastenbroek, 'Hetgeen de Heere tot mij zeggen zal, dat zal ik spreken', in gesprek met ds. J.H. Velema, in: Oude Paden kerkhistorisch tijdschrift, (1 december 2003)
[*] De Wekker 14 augustus 1936 - 5 februari 1937
[*] C.M. van Driel 'Liever den grooten rijk begaafden denker van Genève' in: Theologia Reformata 1 juni 2011
[*] In het register van persoonsnamen in het boek 'Een eeuw christelijk-gereformeerd' onder redactie van W. van 't spijker, J.N. Noorlandt en H. van der Schaaf komt de naam Salomons niet voor. Dat is wel opmerkelijk voor een predikant die zoveel in het kerkelijk blad De Wekker geschreven heeft en dus in de jaren twintig en dertig van de 2oste eeuw een koersbepalende rol had. Hier staat tegenover dat in herdenkingsboeken van plaatselijke gemeenten vaak wel (positief) aandacht is voor zijn persoon. Dit beperkt zich echter tot zijn persoonlijkheid maar niet de boodschap.
[*] C.M. van Driel, Het volk zonder applaus, de receptie van Karl Barth in hervormd-gereformeerde en christelijk-gereformeerde kring, Barneveld: Vuurbaak (2014) p. 91

Geboorte en afkomst
Gerard Salomons werd op 18 april 1890 geboren in Baarn, als zoon van kleermaker Gerrit Salomons en diens echtgenote Johanna Frederika Köhler.
Het gezin waarin Salomons opgroeide behoorde tot de Gereformeerde Kerk van Baarn.
In 1890 was er in Baarn ook een Christelijke Gereformeerde Kerk die vacant was. Er werden beroepen uitgebracht op o.a. ds. W. Doorn van Den Haag. Op 22 augustus 1890 nam ds. C. van Proosdij het beroep naar Baarn aan. Deze bleef in Baarn tot 20 oktober 1890 en vertrok toen naar Leiden.

Er was ook een Nederduits Gereformeerde Kerk. In januari 1890 nam ds. H.H. Kuyper (een zoon van dr. A. Kuyper) een beroep naar de gemeente aan. Op 20 november 1893 werden beide kerken verenigd tot de Gereformeerde Kerk van Baarn.[*] Niet allen gingen mee. Een kleine groep vormde een zelfstandige gemeente die in 1896 geïnstitueerd werd als Christelijke Gereformeerde Kerk Baarn. De familie Salomons ging met de vereniging van 1892 mee. Gerard Salomons groeide op onder de prediking van ds. W. H. Gispen Jr. die in de Gereformeerde Kerk van Baarn stond van 1899 tot 1906. Onder diens prediking werd hij naar eigen zeggen, 'getroffen door een pijl van de Heere' waarmee hij wilde uitdrukken dat hij geestelijk in het hart werd geraakt en tot bekering kwam.
"Velen beginnen met te geloven, dat ze kinderen Gods
zijn, begonnen ze eens te geloven, dat ze kinderen des duivels zijn, 't zou
beter met hen staan voor God en de eeuwigheid. Zien onze afstand van God, onze
vervreemding van Hem, ons ontledigd zijn van Hem zal echter gepaard gaan met en
gevolgd worden door het toevlucht nemen tot de gerechtigheid van Christus, het
meer of minder bewust aannemen van Christus, en al Zijn weldaden."
G. Salomons
Er worden soms bekeringsgeschiedenissen beschreven, die nimmer zoals ze
beschreven werden hebben plaats gehad, die niet zo kunnen geweest zijn, om rede
het werk der genade bij al haar verborgenheid toch hoogst eenvoudig is. Het
romantische heeft er zo de overhand in, het als een bus sluitende en
tegelijkertijd overdrevene ligt er duimdik bovenop, het dramatische is zo
geraffineerd, dat bij de overlading ook de onwerkelijkheid stuitend is voor
ieder behoorlijk denkend mens.
G. Salomons

foto's: 3 generaties Gispen. Geheel links ds. W. H. Gispen sr. (1832-1909) die jarenlang in het blad De Bazuin ontwikkelingen in kerk en samenleving schreef in de vorm van 'Brieven aan een vriend in Jeruzalem'. Ds. Gispen werd al op jonge leeftijd op grond van artikel 8 D.K.O. predikant in de Gereformeerde kerk onder het kruis. Hij diende vanaf 1856 de gemeente van de Lier en vertrok hierna naar Vlissingen. Hier ging hij met zijn gemeente tot de Chr. Afgescheidenen. Van 1862 tot 1864 was hij werkzaam in de gemeente van Giesendam. In 1864 vertrok hij naar Kampen, waar hij tot 1873 zijn vertrek naar Zwolle verbleef. Zijn laatste gemeente was Amsterdam (1881). Als zodanig fungeerde hij tijdens de gezamenlijke synodevergadering met de dolerenden op 17 juni 1892 in Amsterdam als voorzitter. In het midden ds. W.H. Gispen jr. predikant in Baarn. Rechts (kleinzoon) hoogleraar W.H. Gispen van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Laatstgenoemde werd op 7 augustus 1900 in Baarn geboren en werd in 1925 predikant in Hazerswoude. Tussen 1928 en 1945 was hij predikant van de Gereformeerde Kerk in Delft. Op 1 oktober 1945 werd hij buitengewoon hoogleraar in de theologie en gewoon hoogleraar aan de faculteit van de letterkunde en wijsbegeerte voor Bijbelse archeologie, Hebreeuws en Aramees, Assyrisch en Arabisch. Dit was hij tot zijn emeritaat in 1970. Als zodanig heeft hij meegewerkt aan de 'Korte verklaring van de Heilige Schrift' en was ook medewerker van de Bijbelvertaling van het Oude Testament in opdracht van het Nederlands Bijbelgenootschap (1951).

"In 1899 klaagde ds. Tazelaar van Weesp: Het is zo droevig en toch zo waar, dat menig christelijk huisvader, zich met zijn kinderen eigenlijk nooit bemoeit. In verreweg de meeste huisgezinnen wordt geen kwartier in de week opzettelijk aan de kinderen gewijd. En dr. Wagenaar schreef in 1900 in de Zuider Kerkbode, dat hij niet wist, of de huiselijke godsdienstoefening speciaal met de kinderen wel in één huisgezin geschiedde."
G. Salomons
Salomon wouters Salomons (1716-1778) gehuwd met Hendrina Maasen (1714-1781)
Wouter Salomons (1740-1803) Landbouwer gehuwd met Maria Geurtsen (1746-1792)
Geurt Salomons 1781-1868 Arbeider gehuwd met Jochemina van Binsbergen (1790-1846)
Geurt Salomons 1833-1915 Kleermaker gehuwd met Anna Maria Gerritsen (1834-1867
Kinderen:
1. Geurat Salomons 1859-1940, Predikant in Nederlandse Hervormde Kerk. In 1884 kandidaat geworden in Drenthe, aanvaardde hij 26 April 1885 het predikambt te Willige-Langerak en diende verder de gemeenten Nieuwe Pekela, Wetsinge-Sauwerd en Hengelo (Ov.) 1 Mei 1929 ging hij met emeritaat. Op 81 jarige leeftijd overleed hij in Hengelo (Ov.). Op de dag dat ds. G. Salomons werd begraven waren de Duitsers bezig ons land te veroveren in mei 1940. Men maakte zich ondanks de verschijning van de eerste Duitse militairen nog niet heel ongerust. Spoedig was het land echter in een hevige strijd verwikkeld. Ds. Salomons werd geschetst als ''een herder in zijn hele persoonlijkheid, een eerwaardig man, een deemoedig christen. Afgezant naar geheel zijn hart en wezen van zijn Goede Herder.' Zijn collega ds. J.W. van Kooten dankte voor hetgeen ds. Salomons voor de gemeente gedaan had. Speciaal wees de spreker erop hoe ds. Salomons steeds de gemeente aanspoorde 'de schoone psalmen' te zingen, waarin gewezen wordt op de enige steun, als al het andere wegvalt.
(Tubantia Twents Dagblad, dinsdag 14 mei 1940)
2. Gerrit Salomons 1859-1859
3. Gerrit Salomons (1861-1941) Kleermaker en kruidenier gehuwd met Johanna Frederika Köhler (1959-1930)
(ouders van Gerard Salomons (1890-1975)
4. Wouter Salomons 1862-1958 Timmerman en aannemer. Hij had een opleiding aan de Arnhemse ambachtsschool. Als architect was hij autodidact. De ontwerpen die hij als architect maakte, zijn van grote waarde geweest voor de ontwikkeling van het stadsbeeld van Amersfoort. In Amersfoort ontwierp hij diverse villa's op de Amersfoortse Berg en winkelpanden in de binnenstad. In 1914 ontwierp hij de uitbreiding van de Gereformeerde Kerk aan de Zuidsingel. In 1887 hadden de gereformeerden een gedeelte van een oude kazerne aan de Zuidsingel, het Arsenaal, aangekocht. Dit gebouw werd direct afgebroken en er werd een klein kerkgebouw met pastorie gesticht. In 1914 werd besloten tot uitbreiding van de kerk, waarvoor Salomons het ontwerp maakte.

5. Nicolaas Salomons 1865-1865
Noten
[*] Dit als gevolg van de landelijke vereniging tussen 339 afgescheiden gemeenten (Chr. Geref. Kerk) met 310 doleantiegemeenten (Nederduits Gereformeerde Kerk). De Nederduitse Gereformeerde kerken waren in 1886 ontstaan na een nieuwe aderlating uit de Nederlandse Hervormde Kerk, onder leiding van dr. A. Kuyper.

Uiteindelijk kon Salomons het niet meer vinden in de Gereformeerde Kerken en ging hij over naar de Christelijke Gereformeerde Kerk. Dit kleine kerkverband betrof een rest van de oude Christelijke Gereformeerde Kerk ontstaan in 1869 door een vereniging van twee kerkelijke groeperingen voortgekomen uit de Afscheiding van 1834: de Christelijke Afgescheiden Gemeenten en de Gereformeerde Kerken onder het Kruis.
Doordat de vereniging van 1892 bij meerderen achteraf gezien niet erg voldeed, bloeide de Christelijke Gereformeerde Kerk snel weer op. Alles moest echter opnieuw opgebouwd worden. Kerkgebouwen waren er veelal niet meer. Men kwam samen in gehuurde zaaltjes, in schuren soms zelfs in stallen. De financiële middelen waren gering. Op de eerst gehouden synode op 3 en 4 januari 1893 in Den Haag bestond het kerkverband uit 9 gemeenten: Noordeloos, Teuge, Zierikzee, Arnhem, Dordrecht, Den Haag, Lutten, Rotterdam en Utrecht. Een half jaar later waren er inmiddels 16 gemeenten.
Theologische school
In 1909 werd Gerard Salomons samen met J. Tolsma (1872-1968) en J.A. Riekel (1869-1949) aanvaard aan de Theologische School van de Christelijke Gereformeerde Kerk, toen nog in Rijswijk. Deze opleiding was opgericht op 11 september 1894. Sinds 1905 gaf hier ds. P.J.M. de Bruin les en in 1909 werd ds. A. van der Heijden (1865-1927)[*] van Dordrecht als tweede docent aangesteld in de plaats van F.P.L.C. van Lingen, die zijn arbeid neerlegde wegens zijn leeftijd. Ds. J. Wisse Czn. schreef in De Wekker van 16 augustus 1909: "De Synode heeft gedaan wat zij kon, om het beste ook voor onze Theol. School te zoeken. Had de Synode als Synode naar hoge dingen gestaan, dan had zij andere wegen kunnen inslaan, Dat zij dit niet deed, verblijdt ons. Bij het onderwijs heeft men vooral met tweeërlei rekening te houden, en met het wetenschappelijk, èn met het kerkelijk element. Het wetenschappelijke is onmisbaar, wat niet één mens met gezonde hersenen zal tegenspreken. Maar hoe noodzakelijk ook, men kan in deze ook overdrijven, 't. Zelfde geldt van het kerkelijke. Na we leven in een tijd, waarin vele geesten zijn uitgegaan, en de ene sekte naast de andere verrijst, en daarenboven, zo velen zich de namen "kerk" en "gereformeerd" - aanmatigen, is het voor onze toekomstige leraren een zeer dringende behoefte, vast in de schoenen te staan, mannen uit één stuk te zijn. Ontbreekt dit, al was iemand dan door en door wetenschappelijk gevormd, dan worden dit toch ten laatste draaiborden, waar men niet van weet, wat men er aan heeft."
Later kwamen als docent er bij: ds. H. Janssen (1872-1944) en ds. F. Lengkeek (1871-1932).

"Schriftuurlijk-bevindelijk preken moet van Boven geleerd worden, dus door Woord en Geest, en die er maar een weinigje van geleerd hebben, achten zichzelf nog maar broddelaars en sukkelaars. (...) Nou, nou dat hadden we van die oude meegaande man toch niet gedacht. Denkt hij soms, dat hij zo goed preekt? Leg die vraag maar aan Gods troon neer, daar zijn afdoende antwoorden te verkrijgen. Een mens denkt soms dat hij gering van zichzelf denkt, terwijl het louter minderwaardigheidsgevoel is, dat hem beheerst."
G. Salomons
"Wat verstaat de wereld er van, als een ziel dorst naar God, gelijk het hert schreeuwt naar de wateren? Zij kent het ongeluk van het kind des Heeren niet! Maar - zij kent ook zijn geluk niet! Wat weet zij van de verborgen omgang met God, waarin de Heere de ziel zo liefderijk omhelst! Wat van de vertroosting, die de Heere de ziele biedt, als zij verbroken tot Hem komt?"
F. Lengkeek


"Adam van der Heijden werd op 10 mei 1865 in Waddinxveen geboren. Toen hij 18 jaar oud was, mocht hij krachtig ervaren, dat de Heilige Geest zaligmakend in hem werkte. In 1894 werd hij student aan onze School. Tijdens zijn studententijd heeft de Heere hem van een zeer ernstig ziekbed opgericht. In 1900 werd hij kandidaat en nam het beroep van de gemeente Broek op Langendijk aan. In 1904 nam hij de herdersstaf op over de gemeente van Dordrecht. De Generale Synode van 1909 benoemde ds. Van der Heijden tot docent. God had hem door het lot aangewezen. Onze docent van der Heijden heeft, met de gaven, hem door God geschonken, gewoekerd; zeer hard heeft hij gearbeid; hij heeft gewerkt met grote liefde. Deze hoogleraar, we weten het, had het ambt lief, had zijn leerlingen lief, had de Kerk des Heeren lief, had de Heere lief, omdat Deze hem eerst liefhad. De praktische vakken waren aan de hand van deze praktische man goed toebetrouwd. Hij nam een eigen plaats in. Opgewekt, met een tikje humor in alles, verkeerde hij in de kring der broederen. Ook als rector zorgde hij trouw. Tijdens zijn laatste rectoraat nam de Heere hem weg. God sprak van aftreden. De Heere komt op Zijn tijd. Na een ernstig, smartvol lijden ging onze broeder Van der Heijden de eeuwige heerlijkheid in. Hij rust nu van de arbeid en de strijd en de volle zaligheid is zijn deel."
L.H. van der Meiden
"Adam van der Heijden, was onder Gods volk in Rotterdam geen onbekende. Met hem en met ds. [P.J.M.] de Bruin, werd een drietal vrienden gevormd, door meer dan aardse banden. Van dat drietal is eerst van der Heijden, nu ook ds. H.A. Minderman heengegaan."
G.H. Kersten
Noten
[*] Over docent A. van der Heijden: H. van der Ham Een wolk van getuigen, pp. 9-37.
Aanvankelijk was in de vacature Van Lingen beoogd opvolger F. Lengkeek van Amsterdam, maar deze bedankte omdat hij nog maar kort aan zijn gemeente verbonden was.
Jeugdherinneringen

"Het kon er toch wel recht gezellig zijn, des Zondagsavonds in de consistorie van de ,,Snoekstraat-Kerk. ,,Samuel" vergaderde toen destijds nog in de consistorie bezijden de hoofdingang tot het kerkgebouw. De lokaliteit was nu niet zo aantrekkelijk, zo'n lange pijpenla is meestal erg bedompt. Maar de leden van "Samuel" wisten dit gebrek van de vergaderplaats te doen vergeten, 't Is waar, er werd soms geweldig zwaar geboomd en gewichtig gediscussieerd. Wij zaten natuurlijk vol problemen, en hadden we geen problemen, dan maakten we ze eenvoudigweg. Er waren natuurlijk jongens, wier tegenwoordigheid eigenlijk nooit of te nimmer werd opgemerkt, omreden ze nooit iets deden, nooit iets te vertellen hadden, nooit iets hadden te bekritiseren. Zoete jongens, die je eigenlijk irriteerden door hun niets doen. Maar er waren ook een paar rakkers op de vereniging, jongens, die met het speciale doel kwamen om de boel in de war te sturen. Nooit hadden ze hun onderwerp klaar. Of als ze hun onderwerp meenden klaar te hebben en voorlazen, werden er zulke banaliteiten in opgedist, dat de hoorders in een ommezien van tijd hun buik er van vol hadden. Liefst verschuilden deze "broekjes" zich achter een paar brede ruggen, om vanuit hun schuilplaats allerlei projectielen op de lange met groen laken bekleedde tafel te werpen. In mijn tijd mocht ik het genoegen smaken enkele dezer snaken binnen een drietal weken buiten de vergadering te krijgen. Toen wisten deze venuftelingen, dat het tegenwoordig zo'n dooie boel is op de J.V., maar de andere jongens waren erg content met die "dooie boel". Er werden soms zeer mooie onderwerpen geleverd en de bespreking kon erg interessant en leerzaam zijn. Wel dreigde meer dan eens het gevaar, dat de bespreking al te zwaar werd en de hoofdzaak uit het oog werd verloren. Dan was het voor de leider een hele toer om de wagen weer in 't goede spoor te krijgen. Maar er werden dan toch denkbeelden naar voren gebracht, die leefden in het hart van ons jongelui. Soms werden de grootste ketterijen verkondigd, maar dat mocht binnen de muren van onze vergaderplaats. En uit de wisseling en wrijving der gedachten kiemde soms de waarheid op als een heerlijk uitspruitsel. Toen des tijds deden we ook veel aan zendingsstudie, alhoewel er nog geen kijk bestond in onze kerk op daadwerkelijke zendingsactie. Zelden werd er met zulk een interesse geluisterd als dan, wanneer er zendingsgeschiedenis werd behandeld. Ik denk, dat vele jeugdige zendingsvrienden van toen thans warme zendingsmannen zijn, die in onze plaatselijke zendingsverenigingen zitting hebben. (..) Hoe was de verhouding van de J.V. tot de kerkenraad der gemeente? Nu, eerlijk gezegd, die liet wel eens wat te wensen over, wat nl. toezicht van de kerkenraad en anderzijds gehoorzaamheid van de J. V. betreft. Waar zat 'm dat in? Dat zat in onze z.g. Jaarvergaderingen of Jaarfeesten, ziet U. Onze jongelui wilden die jaarfeestavond gaarne opgeluisterd zien door zang en muziek, viool, piano, enz.; ook wilden ze dolgraag allerlei samenspraken ten gehore brengen, liefst met z.g. verkleding er bij. En de kerkenraad? Die wilde juist het andere uiterste. Geen viool, geen piano, geen zangkoor, geen samenspraak, geen luimige voordracht zelfs. (..) Het viel mij als voorzitter niet altijd gemakkelijk om hier de uitersten bij elkaar te brengen. Met veel praten over en weer is toen destijds gelukkig voorkomen een breuk tussen J.V. en kerkenraad, die zeker zeer funest zou gewerkt hebben op onze jonge mensen. Behoudens opgemelde kortstondige onaangenaamheden heb ik echter met veel genoegen mijn plaats op de J.V. te 's-Gravenhage ingenomen."
G. Salomons
's-Gravenhage, 9 juli 1915
Tussen 6 en 9 juli 1915 was het curatorium bijeen en werden de broeders J.A. Riekel, G. Salomons en J. Tolsma geëxamineerd in de vakken van het Theologisch Examen: Natuurlijke Theologie, Inleiding op de Godgeleerdheid, Dogmatiek, Ethiek, Dogma geschiedenis der Gereformeerde Kerken, Homiletiek, Symboliek en Exegese Oude en Nieuwe Testament.
Aan dit onderzoek ging vooraf het doen van een korte preek achtereenvolgens over
Romeinen 3: 23, 24 "Want zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods; En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is."
1 Korinthe 12: 3b "en niemand kan zeggen, Jezus den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest."
1 Petrus 1: 17b en 18 "Zo wandelt in vreze den tijd uwer inwoning; Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandeling, die u van de vaderen overgeleverd is."
Alle broeders werden bevorderd tot kandidaten in de heilige bediening.
"De Koning der Kerk zalve deze broeders met een rijke mate van Zijn Heilige Geest. Hij stelle hen tot een uitgebreide zegen voor de ganse Kerk en verheerlijke Zich in en door hen."
Het curatorium der Theologische School van de Christelijke Gereformeerde Kerk:
P. de Groot, voorzitter
T.A. Bakker, secretaris
Tijdens de wereldoorlog van 1914-1918 heeft een Mohammedaan eens gezegd: "Het is nu aan ons, Oosterlingen, om niet langer toe te laten, dat wij door de Westerlingen als minderwaardigen worden genegeerd en onze godsdienst, de Islam, als barbaars wordt aangemerkt; want de tegenwoordige grote oorlog heeft bewezen, dat zij en hun geloof niet beter zijn, zoals zij willen doen geloven".
G. Salomons



Pastoraal
Onderscheiden behandeling der kranken
(..) Christus Zelf was de grote Pastor tegenover de ellendigen en innerlijk met ontferming bewogen. Toch kan troosten niet voor elke kranken gelden. Er zijn kranken die veel eer[der] in plaats van troost ontdekking nodig hebben van hun jammerlijke toestand en daarom moet [men] bij verschillende kranken ook onderscheiden handelen. Alleen waar [een] beginsel [van] genade en geloof aanwezig is, daar kan getroost worden. Bij begenadigden die in bestrijding verkeren over hun staat, hier mag de pastor troosten door te wijzen op 't geen de Heere gedaan heeft en op de vruchten des geloofs die openbaar gekomen zijn. Heeft de kranke daaraan niet genoeg, hij wijze er op dat de vrucht des geloofs hoezeer ook grond tot troost geen grond is van de vergeving der zonden welke alleen op Christus Borgwerk gegrond is. De pastor mag alzo het gekrookte riet niet verbreken, maar hij trachtte ook niet het gekrookte ongekrookt te maken, maar wijze op Christus als de volle Zaligmaker. Hij wijze de bekommerde ziel op 't voorwerp des geloofs, die 't goede werk door Hem begonnen, niet laat varen (Fil. 1: 6) De pastor kan ook komen bij kranken die verzekerd zijn van hun genadestaat, doch op 't ziekbed in verlatenheid of dorheid verkeren. Hij wekke de kranke op tot onderzoek of er ook redenen zijn waarom de Heere Zijn aangezicht verbergt, doch wijze er tevens op dat de Heere vrij is om ook zonder bijzondere oorzaken Zijn volk in duister te doen brengen. Dan mag de pastor troosten, met de verzekering, dat daarna de verwisseling zoveel te heerlijker zal zijn en de beloften uit Gods Woord voorhouden aangaande het toekomende leven. (..) Tevens kan de pastor kinderen Gods aantreffen die, al vrezen ze niet om te komen, toch erg tegen het sterven opzien en daardoor de blijdschap des harten missen. Hij troostte dan niet, met de blijdschap die achter het sterven ligt, maar hij wijze dan op Christus, die ook tegen het sterven opzag in Gethsemané en uit die vreze des doods is verhoord Hebr. 5: 7, en dat die verhoring ook vrucht afwerpt voor zijn volk. Ook kan de pastor wijzen op de trouw des Heeren in Psalm 23 door David bezongen, ook als de hij gaat door 't dal van de schaduwen des dood, dat voor hem niet de dood, maar de schaduwen vreze baart en de schaduw zal verdwijnen door 't opgaan in 't volle licht. En op Paulus triomflied 1 Kor. 15: 55-58. Bij aardsgezinde wordt ook de pastor geroepen. Men wil dan voorbede vooral ter genezing des lichaams. Spoedig zal de pastor na enig spreken duidelijk worden dat het meer behoud des levens dan de nood der ziel naar de pastor deed verlangen. Hier heeft hij moeilijk werk. Hij vindt geen ware boetvaardigheid, zelfs geen ernstige gedachte aan de eeuwigheid, maar slechts verlenging des levens. De pastor wijze erop dat verlenging des levens zo weinig betekent, de dood toch weldra komt en de eeuwigheid aanstaande is. De ernst van het oordeel moet aangezegd worden en de ongenoegzaamheid van uitwendige godsdienst, kerkgaan, christelijk leven zolang onze deugden geen zonden voor God geworden zijn. Dikwijls stemmen de kranken dit toe, maar met de wens om daarom hersteld te worden om dan na genezing God te gaan zoeken. In de grond is dit niets dan uitvlucht der aardsgezindheid, want men wil blijven leven en niet Gode gaan leven. (...) Bij eigengerechtigden is des pastors taak zeer zwaar. Overtuigen van zonde en ongerechtigheid kan alleen de Heilige Geest. Doch de pastor moet toch als dienaar des Heeren wijzen op de zonde en inzonderheid op de grote zonde van ongerechtigheid. Deze woont in ieders hart. Gods kinderen zijn er zelfs niet van verlost, maar bij sommige onbekeerden is zij hoofdzonde en wel onder schijn van ootmoed. Bij sommigen hoort de pastor bij het naderen van het ziekbed al roepen: O, dominee ik ben zo'n groot zondaar, doch bij onderzoek waarin dit bestaat en nader vragen wat zonden toch wel het geweten bezwaren hoort men al spoedig veel dat naar eigen roem zweemt. Bekend is 't verhaal van de pastor die bij een kranke komende haar hoorde belijden zo'n groot zondares te zijn en die na 't antwoord dat hij zulks van haar buurvrouw had vernomen zich hoorde roepen: Wat heeft dat slechte wijf van mij wel te zeggen. Sommigen zijn zo eigengerechtigd dat zij de pastor hun deugd voorhouden. Hier moet de pastor erop wijzen dat Christus niet voor gezonde, maar voor zieken gekomen is en dat alleen voor armen plaats is in het Koninkrijk Gods. Anderen zijn fijner in hun eigengerechtigheid. Zij erkennen natuurlijk mensen te zijn, die nooit zich aanmatigden zich onder Gods kinderen te rekenen, niet op valse gronden naar de eeuwigheid willen, daarom bij getrouwe leraars te hebben gekerkt. Gods kinderen gaarne in hun huis ontvingen, afkeer hadden van hen die op deugd en plicht bouwden, veel gelezen in Oude Schrijvers, in één woord zo gereformeerd menen te zijn, dat de pastor hun toch wel enige hoop op de zaligheid zal schenken. Ook hier moet de pastor erop wijzen, dat zulks te licht is in de weegschaal van Gods recht. Hij spreke echter niet te lang, daar zulke zielen door redenering zich toch niet laten overtuigen. Een predikant onzer kerk hoorde zich eens toevoegen: gij zult mij toch niets ontnemen. waarop deze pastor antwoordde, dat is zo, want hier is niets te ontnemen, opdat ge nog niets bezit dat gegrond is. Liever bidde de pastor bij de zieke en legge hem in de mond wat hij eigenlijk in het hart moest hebben, namelijk belijdenis van zonde en bede om ontdekking door de Heilige Geest." (..)
Collegeaantekeningen G. Salomons
1915-1916
Bij het einde van 1915 wensen wij evenals andere jaren een ogenblik stil te staan en het voorbij gevlogen jaar nog even in herinnering te brengen. Wat al herinneringen gaan dan aan onze geest voorbij, aangename en onaangename, blijde en droevige, en in menig huisgezin wordt een traan uit de ogen weggepinkt bij de gedachte aan geliefde betrekkingen, die door de dood werden weggenomen. Ook in kerkelijk opzicht zijn er dit jaar weer droeve herinneringen. Dordrechts gemeente verloor op zondag 14 november haar geliefde leraar ds. M. den Boer en op 8 december haar beminde ouderling P. van Herwijnen. Op 1 juni ging de emeritus-predikant H. M. van der Vegt de eeuwige rust in. Reeds het eerste nummer van "De Wekker" in 1915 berichtte het heengaan van ouderling L. L. de Boer van Urk, die nog vóór de jaarwisseling werd weggenomen. Op 17 januari moest Maarssen Jacobus Lith als ambtsdrager missen, terwijl ook in die zelfde maand Evert Bakker, diaken te IJmuiden werd weggenomen, 's Gravendeel berichtte het ontslapen van de oud-ouderling Willem Baars op 29 januari. Op 11 maart stierf in Ulrums gemeente de ambtsdrager J. Boonstra, op 14 maart nam de Heere de ouderling H. Pannekoek te Deventer tot Zich en drie dagen later ontsliep ouderling A. Visser te 's Gravendeel. Een half jaar lang werd de kerk nu gespaard in haar ambtsdragers, maar 7 september kwam de droeve tijding uit Utrecht's gemeente, dat haar ouderling M. J. van den Ende was opgeroepen. Vervolgens werden nog de oud ouderlingen B. L. Bijleveld te Leeuwarden op 15 Juni en P. Kroon te Den Helder op 12 September uit de strijdende kerk weggenomen. De laatste maand des jaars bracht, gelijk wij hierboven reeds mededeelden, het doodsbericht van br. P. van Herwijnen te Dordrecht. De sterflijst is dit jaar, wat de ambtsdragers betreft, heel wat groter dan een vorig jaar. Ook toen werd geen enkel dienstdoend predikant door de dood ons ontnomen. Doch ook hier past ons Gode te zwijgen. Ook blijde berichten lazen wij in "de Wekker", Drie broeders verkregen de begeerte van hun hart en werden in de kerk beroepbaar gesteld. Op 31 oktober zag Veenendaal in ds. J. A. Riekel en Bussum-Naarden in ds. G. Salomons de belofte vervuld: "Uwe ogen zullen uwe leraars zien" en op 14 November viel de gemeente te Aalten in Ds. J. Tolsma dat voorrecht ten deel. De Theol. School zag het met drie verminderd getal studenten weder met drie novitii aangevuld. En nu gaan wij het jaar 1916 tegemoet. Wat het brengen zal, weten wij niet, doch dit weten wij, dat degenen die God vrezen, alle dingen ten goede mede werken. Die genade des Heeren, zo onmisbaar voor tijd en eeuwigheid, wensen wij al onze lezers van harte toe bij de wisseling des jaars.
P.J.M. De Bruin

Bussum, 23 juli 1915
Beroepen te Bussum-Naarden, onder leiding van onze geachte consulent de Wel Eerw. heer ds. J.J. v.d. Schuit, met bijna algemene stemmen, de Eerw. heer. G. Salomons, candidaat tot de H. dienst te Oosterbeek
Namens de kerkenraad, C. Sterk, scriba


Bussum
Na zijn studie nam Salomons het beroep van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Bussum aan. Nadat hij op 28 oktober 1915 met Daatje Driessen, (geboren op 14 april 1891 in Utrecht - een zus van ds. D. Driessen (1879-1961) - in het huwelijk was getreden, werd hij enkele dagen daarna, op 31 oktober 1915 door docent A. van der Heijden als predikant bevestigd met een preek uit 1 Korinthe 3: 9a: "Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw, zijt gij." Ds. Salomons preekte bij zijn intrede over de tekst Lukas 8: 5a. "Een zaaier ging uit, om zijn zaad te zaaien."
De gemeente van Bussum werd op 24 oktober 1902 als preekplaats gesticht vanuit Amsterdam. Op 14 november 1904 werd een officiële gemeente geïnstitueerd. Er waren toen twee ouderlingen en twee diakenen. Aan de Nieuwe Englaan werd een kerkgebouw gerealiseerd. Tussen 1908 en 1914 werd de gemeente gediend door ds. M. Schouten (1863-1917). In 1915 kwam ds. Salomons. Tijdens het verblijf van ds. Salomons nam het ledental aanzienlijk toe.





In 1923 nam ds. Salomons een beroep aan naar Amersfoort. Ds. Salomons nam afscheid van de gemeente Bussum met een preek over Hebreeën 13: 20-21 "De God nu des vredes, Die de grote Herder der schapen, door het bloed des eeuwige testaments, uit de doden heeft wedergebracht, namelijk onze Heere Jezus Christus. Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijn wil moogt doen; werkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelke zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen."

"Bussum met zijn mooie lanen, prachtige parken, herinnert aan Gods grootheid en aan het psalmvers "Dat al wat d' aard bewoont, Het werk eens Scheppers toont, Zo gunstrijk als almachtig." In dit schone Bussum preekte ik op Zondag 30 September 1934, maar ook maandagavond ter gedachtenis aan het voorbijgevlogen jaar een oudejaarsavondpreek en Dinsdagmorgen een Nieuwjaarspreek hield. Zodat ik daar vier maal optrad. De Maandag gebruikte ik voor het afleggen van bezoeken aan enige vrienden aldaar, vergezeld door br. K. Sikking, die jaren lang de gemeente trouw gediend heeft als ouderling en nu reeds juicht voor de troon. Het was voor mij een bijzonder genot, het volk des Heeren aldaar te bezoeken en alzo in het leraarsambt, maar ook in het herdersambt werkzaam te zijn. Toen ik in 1906 er voor het eerst optrad, was het in het vriendelijk kerkje in de Englaan, later werd de gemeente door aankoop eigenares van de monumentale Gereformeerde kerk en pastorie, waarin ik nog kort geleden gepreekt en gelogeerd heb. Ik heb in Naarden-Bussum vele broeders en zusters ontmoet, die nu reeds ontslapen zijn, en aan wie ik nog altijd met liefde gedenk. De Zondagavonden als ik aldaar gepreekt had, waren in waarheid feestavonden als dan ten huize van br. K. Sikking[*] vele kinderen Gods samenkwamen om te spreken over de wegen des Heeren. Dan was de kamer zó vol, dat de deur uit de scharnieren werd weggenomen, om meer plaats te hebben en schikten de bezoekers zo dicht mogelijk bij elkaar, totdat eindelijk de tijd tot scheiden drong en sommigen nog zelfs naar Naarden gingen, dat een uur bijna van Bussum aflag. Nu is Naarden een afzonderlijke gemeente, welke aldaar in een lokaal vergadert en waar ik ook al enige malen mocht voorgaan in de Bediening des Woords en nog bijzondere vrienden en vriendinnen ontmoeten, die mij van vroeger uit Bussum bekend waren. (..) In 1935 mochten wij nog eens in Bussum optreden en wel op Zondag 1 December. Aan de avond van die dag des Heeren bezochten wij na de dienst de zieke br. Voorneveld, vroeger ouderling in Amsterdam, later in Bussum. Hij lag in de Roomse stichting Majella en daar werden wij twee ervaringen rijk. Ten eerste hoe rijk het kind van God is als de aardse tabernakel wordt afgebroken en het denkvermogen begint te verzwakken, maar ook hoe arm de wereld is al draagt zij ook een godsdienstig kerkelijk kleed. Want toen ik met ouderling Sikking in de Majella stichting aankwam, werd in dat ziekenhuis juist en nog wel op zondagavond St. Nicolaas gespeeld. Een man, als St. Nicolaas verkleed bezocht de ziekbedden en maakte allerlei grappen. Een nonnetje kwam lachend en vol opwinding op mij toe met de uitroep: O mijnheer, het is toch zo mooi. Nu het leek meer op een kermis dan op een ziekenhuis en ik ondervond, dat men gekleed in kloostergewaad toch de wereld niet kan ontvlieden en dat genade alleen leert de wereldse genoegens te ontvluchten. Gezeten aan het ziekbed van br. Voorneveld, die mij eerst niet herkende, begon hij daarna te spreken over de heerlijkheid die aanstaande, was en de vrede die hij mocht smaken. Wij mochten toen samen bidden en die lieve broeder opdragen aan de troon der genade. Enkele dagen daarna ging hij in, in de rust die er overblijft voor het volk van God. Ook hij behoorde tot de vele Sionieten, die weg genomen zijn vóór de dag des Kwaads. Nu ik dit schrijf is het alsof ik hem nog hoor spreken in zijn Amsterdamse dialect over de genade-weldaden, die hij van de Heere had mogen genieten. Daarvan moet toch iets gekend worden in dit leven, want zonder wedergeboorte zal niemand het koninkrijk Gods beërven. Mochten er in deze zware tijden nog maar vele jonge mensen in Sion geboren worden, want het oude geslacht gaat heen en zo velen van het jonge geslacht worden meegevoerd met de ijdelheden der wereld. Toch is er ook in deze tijd, zoals de Apostel zegt, nog een overblijfsel naar de verkiezing der genade en dat doet ons hopen: "Want God zal aan Zijn Sion hulp bewijzen, En Juda's steen herbouwen uit het stof."
P.J.M. de Bruin
Noten
[*] Karel Sikking, geboren 25 oktober 1867 en overleden op 25 december 1941. Hij was gehuwd met Alida Groot Wassink, geboren 24 oktober 1865 en overleden op 23 november 1942. "Het leven was hem Christus, het sterven gewin", aldus ds. P.J.M. de Bruin in De Wekker op 8 januari 1943. Hij was de schoonvader van ds. K. Bokhorst die geboren werd op 10 augustus 1891 in Elburg. In 1928 werd hij predikant in Murmerwoude. Hierna diende hij de gemeenten van Doesburg (1938) Ede
(1952) Ds. Bokhorst overleed in 1972.
[*] Jan Theodorus Gerardus Voorneveld geboren op 14 augustus 1861 in Heemstede en overleden op 4 december 1935 in Bussum (gehuwd met Johanna Jacoba van Luijnen (1871-1937) was voorheen ouderling in Amsterdam, en later in Bussum. Ds. P.J.M. de Bruin schreef in De Wekker van 27 december 1935 "Op Zondagavond 1 december stonden wij nog aan zijn sponde en namen afscheid van elkaar, doch niet voor altijd. Wij hopen hem straks te ontmoeten, waar geen smart meer zal zijn en eeuwige vreugde Gods volk zal vervullen, wijl het beginsel der eeuwige vreugde hier reeds in het hart is uitgestort. Zalig als wij dat mogen weten bij het einde dezes jaars, en zal het goed zijn, dan moeten wij dat weten, daar wij op geen onzeker misschien de eeuwigheid kunnen tegemoet reizen."

Amersfoort
De bevestiging in Amersfoort werd verricht door docent A. van der Heijden met een preek uit 1 Korinthe 3: 11 "Want niemand kan een ander fundament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus."
Ds. Salomons deed intrede in Amersfoort met een preek uit 2 Korinthe 3: 5 "Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn iets te denken, als uit onszelven; maar onze bekwaamheid is uit God."

In 1893 zette een klein deel in Amersfoort de gemeente uit 1837 voort, nadat het merendeel zich verenigd had met de doleantiegemeenten rond dr. A. Kuyper. De gemeente was klein. In 1894 namen 12 manslidmaten deel aan de ledenvergadering. In 1915 zijn het er nog niet veel meer. In 1916 kreeg de gemeente in ds. L.H. Beekamp (1872-1960) een eerste predikant. Het verblijf van ds. Salomons (1923-1929) zorgde ook in Amersfoort voor een forse uitbreiding van de gemeente. Bij zijn vertrek waren er 350 leden.[*]
!["Oorspronkelijk is de zondagsschool een stichting van filantropische aard. Raikes, een dagbladredacteur, bezigde de zondagschool voor het aanbrengen van allerlei kennis bij verwaarloosde en onontwikkelde kinderen. In een van de achterbuurten van een fabrieksstad in Amerika richtte hij zulk een zondagsschool op. Daaraan verbond hij een inrichting voor allerlei kinderspelen en vermakelijkheden. Sommige richtingen in ons Vaderland schijnen in navolging van de Amerikanen dezelfde weg op te willen met de zondagsschool. Dat sobere Evangelie trekt niet meer; er moeten muziekkorpsen, kinderspelen en amusementen bijkomen. Een overwegende invloed hebben deze richtingen op het terrein van de zondagsschoolarbeid gelukkig nog niet gekregen in ons land. Zelfs het oudere Methodisme wilde die kant niet uit, en bleef in de zondagsschool handhaven een stichting van louter religieuze strekking."[*] G. Salomons](https://e50a949b28.clvaw-cdnwnd.com/d9e616418d6e79cea3abe10f630f4317/200002728-338bf338c0/Afbeelding36-8.png?ph=e50a949b28)


"Ik heb het in Amersfoort eens meegemaakt, dat de hoofdzuster van het roomse ziekenhuis mij vroeg, of ik zo goed wilde zijn, op zaal een patiënte te bezoeken. Op de zaal trof ik aan een jonge vrouw, die van huis uit bij de leer der waarheid was opgevoed, maar deze openlijk de rug had toegekeerd. Ze lag reeds maanden in het ziekenhuis en nu begon het geweten te spreken, vervaagde herinneringen uit het ouderlijk huis werden levendig, en ze had in haar angst de zusters om een Bijbel gevraagd. De zusters wisten bij een andere patiënt een Bijbel te lenen. Ook vroeg de vrouw om een dominee, en aangezien ik alle dag wel twee of drie keer in het ziekenhuis kwam om mijn dochtertje te bezoeken, klampte de zuster mij aan en bracht het verzoek van de vrouw aan mij over. Ook heb ik een en ander maal wel eens kans gezien een godsdienstig gesprek met een van de zusters te voeren. Dan komt men wel aan de weet, hoe aards dom zulke zusters zijn omtrent de eeuwige dingen en hoe fanatiek zij hun geloof verdedigen, maar toch is 't mij wel eens opgevallen met welk een eerbied zij luisteren. Trouwens, protestantse ambtsdragers worden doorgaans met veel eerbied bejegend in de roomse ziekenhuizen. Zowel in Bussum, Amersfoort als in Den Haag heb ik de ondervinding opgedaan, dat men van het verplegend personeel in de roomse ziekenhuizen niet het minst hinder ondervindt, behoudens het gerucht, dat mij ter ore kwam, dat ik onlangs in het Ziekenhuis in het West- Einde, volgens de mening van een der zusters te luid had gebeden. "Anderen behoefden dat niet te horen!"[*]
G. Salomons

Onze geliefde Leeraar, Ds. G. Salomons, ontving eene roeping van de gemeente Utrecht. Wij hopen, dat de Koning der Kerk Z.Eerw. licht en wijsheid schenke, om Hem eene welbehagelijke keuze te doen, en wij spoedig mogen hooren: Gemeente, ik blijf bij u. Dat is de wensch van Kerkeraad en Gemeente en velen daarbuiten.
J. Bouwmeester, Amersfoort 12 september 1924
Alhier is tot Herder en Leraar beroepen de WelEerw. Heer Ds. G. Salomons van Amersfoort. Geve de Heere dezen dienaar licht en wijsheid om eene den Heere welbehagelijke keuze te doen.
G.J. van Vliet, Vlaardingen 31 oktober 1924
Noten
[*] 'Groei onder ds. Salomons' in: Amor Fortis, honderd jaar Christelijke Gereformeerde Kerk Amersfoort (1993); pp. 33-36
[*] G. Salomons 'De zondagsschool', De wekker, 7 mei 1926
[*] G. Salomons, 'Evangeliseren in ziekenhuizen', De Wekker 7 november 1930
Staatkundig Gereformeerde Partij
In 1918 was er een verandering in het kiesstelsel gekomen waardoor het een gunstig moment was voor de oprichting van een kleine politieke partij. Op 24 april 1918 was de Staatkundig Gereformeerde Partij een feit. Direct een zetel bemachtigen in de Tweede Kamer lukte niet. Wel werd in de periode 1918-1929 stevig gebouwd aan de uitbouw van de partij. Vanaf 1921 verscheen het partijblad De Banier. In 1922 lukte het de SGP wel intrede te doen in de Tweede Kamer.
De Rooms Katholieke Staatpartij had echter ook geprofiteerd van het nieuwe kiesstelsel. Zij waren sinds 1918 met dertig van de honderd Kamerzetels de grootste fractie in de Tweede Kamer geworden! Dit was voor velen een grote schok. Ook koningin Wilhelmina had het er moeilijk mee: ons land zou een rooms-katholieke premier krijgen! In 1922 wonnen de katholieken er nog 2 zetels bij.


In 1924 werd ds. Salomons door de Algemene Vergadering van de Staatkundig Gereformeerde Partij benoemd tot lid van een commissie, die een publicatie moest voorbereiden over de betekenis van artikel 36 van de Nederlandse geloofsbelijdenis. De andere leden van de commissie waren ds. G.H. Kersten, ds. P. Zandt en ds. W. Den Hengst. Een benoeming in het hoofdbestuur van de SGP, datzelfde jaar, nam Salomons niet aan. Een reden hiervoor zou geweest kunnen zijn, dat voorkeur voor de Anti Revolutionaire Partij of de SGP als discussie spanning begon op de roepen binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk. Een deel bleef de ARP steunen waar de christelijk-gereformeerde ds. H. Janssen nauw bij betrokken was. Ook speelde mogelijk een rol dat de ARP geleid werd door de innemende persoonlijkheid van Hendrik Colijn. Colijn publiceerde in 1923 een levensportret over zijn illustere voorganger: Abraham Kuyper waarbij hij waardering uitsprak maar hem niet kritiekloos navolgde.


De nieuwe wereldleraar
In juli 1928 werd ons land aangedaan door Krisnamoerti uit Amerika die zichzelf presenteerde als nieuwe wereldleraar, messias of profeet, zelfs als Christus die opnieuw op aarde gekomen was: "De Ster uit het Oosten." Het nam de gemoederen nogal in beslag waardoor ds. Salomons er een referaat aan wijdde op de Bondsdag van Christelijke Gereformeerde jongelingsverenigingen. Krisnamoerti behoorde tot de stroming van de theosofie, een mengsel van christelijke en boeddhistische denkbeelden. De stroming kreeg bijzondere aandacht door het optreden van Annie Besant namens de Theosofische Vereeniging. Regelmatig werden er op Europees niveau congressen georganiseerd. In 1924 werd ook in Nederland een Spiritueel Centrum opgericht in Ommen onder leiding van de rooms-katholieke geestelijke J.I. Wedgwood (1892-1951).



Olympiade 1928
Op 28 juli 1928 werden in Amsterdam de Olympische Spelen geopend door Prins Hendrik als vertegenwoordiger van koningin Wilhelmina. Prof. Wisse zag gelegenheid een tijdwoord uit te spreken op woensdag 2 mei in de Lutherse Kerk van Amsterdam 'Van Golgotha naar de Olympiade'. Vooraf schreef Wisse in De Wekker: "Aangenaam zou het wezen, als we met velen, uit allerlei kerken en gezindten, maar één in geloof, daar samen een getuigenis avond mochten hebben tegen dit stuk heidendom in ons vaderland." Ook ds. A.M. Berkhoff besteedde aandacht aan de spelen in een brochure 'De IXe Olympiade of Het oude heidendom geïmporteerd bij de Christelijke natiën'. Berkhoff zette uiteen hoe de Olympiade een illustratie is van het feit, dat in ons land afscheid genomen wordt van het christendom en men terug wil keren tot het heidendom.
"Het materiele leven is tegenwoordig zo rijk aan uitvindingen en ontdekkingen, dat heel het wereldbeeld er door gewijzigd en veranderd is geworden. De afstanden van voorheen bestaan eigenlijk niet meer. Telefoon, telegraaf en radio hebben onderling verkeer tussen de verste volkeren mogelijk gemaakt, In Berlijn staat men voor zijn telefoontoestel, vraagt aansluiting met het nummer, dat aanwijst mijnheer A, en binnen enkele seconden hoort men niet slechts zijn stem, maar ziet hem precies zo voor zich staan, als hij bijvoorbeeld te Amsterdam in zijn kantoor voor de telefoon staat te spreken en te gesticuleren. Is het een wonder van techniek, dat de heer Ph.C. Visser op zijn onderzoekingstocht, daar heel ver weg in de onherbergzame verlaten wereld van de Karakorum, door middel van zijn Philips radio-installatie een stem uit Nederland hoorde en wel, die van de bekenden Speenhoff, niet minder verrassend is het, dat men onlangs in Londen in een grote zaal, per sprekende film minister Henderson kon zien en horen spreken. Het was de zaalbezoekers alsof ze op het doek de minister in levenden lijve voor zich zagen. Ze zagen de gewone mond en de gewone lippenbeweging, het gesticuleren van zijn handen en armen, ze hoorden zijn welluidende stem, en dat terwijl de minister zelf ver weg was, en zijn rede door hem persoonlijk reeds van te voren was uitgesproken."
G. Salomons
Op de tribunes geloei en gefluit. En in het worstelperk? Bebloede benen, kapotte knieschijven, van pijn en woede kermende, tot razernij opgezweepten .... maar nee, ik ga u niet beschrijven het walgingwekkend toneel, waarvan de berichtgevers hebben melding gemaakt. Men schreef van een zwarte bladzijde in het boek van de Amsterdamse Olympiade. Alsof er in dat boek wel één goede bladzijde zou kunnen staan? (..) Toont het stadion ons niet de ontwaking van het dierlijke in de mens? Is het niet een belediging reeds voor de menselijke ziel, als zij zo uitgeschakeld wordt, en het alles draait om het lichaam? Is in dergelijke uitspattingen van het vlees "de eer van het land" nog te vinden? Is het niet alles een grote belediging van onze Schepper, Die ons schiep naar Zijn goddelijk beeld? En mag ook hier niet herinnerd worden aan de waarschuwing van de profeet: Land, land land, hoort des Heeren Woord, Jeremia 22 : 29?


Afscheid van Amersfoort
In 1929 werd in de vacature ds. D. Driessen een beroep uitgebracht op ds. Salomons door de gemeente van 's-Gravenzande waarvoor hij bedankt. Kort daarop geeft hij de kerkenraad de gelegenheid een tweede beroep op hem uit te brengen omdat hij zich niet los kan maken van het beroep. Nadat toestemming door de classis is verleend wordt dit tweede beroep uitgebracht en door ds. Salomons aangenomen. Hij nam afscheid van Amersfoort met een preek uit 1 Petrus 1: 24-25 "Want alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord, en zijn bloem is afgevallen. Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid; en dit is het Woord, dat onder u verkondigd is."
1. bij de onderhouding des Woords
2. bij de bediening des Woords;
3. bij het blijven des Woords,


's-Gravenzande
1. Wat een goedheid van de Eigenaar
2. Wat een geluk voor de schuldenaar
3. wat een gelegenheid voor de dienaar.
's avonds deed ds. Salomons intrede naar aanleiding van Johannes 3: 29 en 30 "Die de bruid heeft, is de bruidegom, maar de vriend des bruidegoms, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des bruidegoms. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden. Hij moet wassen, maar ik minder worden." Hij bepaalde de gemeente bij:
1e de belijdenis omtrent de bruid
2e. de arbeid voor de bruid
3e. de blijdschap over de bruid
4e. de zelfverloochening ten behoeve van de bruid

De gemeente van 's-Gravenzande kreeg een jaar na de instituering in 1916, de eerste predikant: ds. D. Driessen. Hij was een zeer bevindelijk prediker, die een stempel op de gemeente zette. Zijn opvolger werd ds. G. Salomons. Na ds. Salomons stond ds. H. Velema (de vader van ds. J.H. Velema) elf jaar in de gemeente. Hij werd bevestigd door ds. Salomons. Velema had het in 's-Gravenzande moeilijk. "Mijn vader was goed christelijk-gereformeerd maar had niet dezelfde inslag als ds. Driessen," aldus ds. J.H. Velema. "En dat botste wel eens."[*] Het herdenkingsboek van de Christelijke Gereformeerde Kerk van 's-Gravenzande vermeldt over de periode ds. Salomons het volgende: "Zij die dominee Salomons hebben gekend, weten te vertellen dat hij boeiend kon preken. Men hing zogezegd aan zijn lippen. Op catechisatie was het een heerlijke man. Ook de door-de-weekse Bijbellezingen werden druk bezocht. De behandeling van de brieven aan de zeven gemeenten in Klein Azië uit het boek Openbaring heeft bij velen indruk gemaakt. De predikant zou zelfs 12 preken over de doop hebben gehouden. Hij begon zijn preken vaak met iets pakkends.[*]

"Van Maassluis naar 's-Gravenzand is een korte afstand. In die zelfde tijd (1916) was er ook te 's-Gravenzande kerkelijke beweging ontstaan. Een militair uit Alphen aan den Rijn, die gemobiliseerd was in het Westland werd het middel, dat aldaar enige broeders en zusters samen kwamen, om de Christelijke Gereformeerde kerk te doen herleven en werd ik uitgenodigd voor het eerst in 's Gravenzande op te treden op vrijdagavond 4 februari 1916. Toen de herfst aanbrak werd dit optreden in de week herhaald met dien gevolge, dat de classis 's-Gravenhage aldaar een gemeente stichtte in het najaar. Men vergaderde in het veilingslokaal, een ruim lokaal, dat echter in de winter nog al koud was. Toen ik er 21 Januari 1917 's-morgens het Heilig Avondmaal bediende moest ik vanwege de grote koude de dienst bekorten. Een lid der gemeente verzekerde mij na afloop van de dienst, dat zij tot in haar nieren koud was. Die winter werd de koude al bijzonder gevoeld, omdat de brandstof gedistribueerd was en schaars."
P.J.M. de Bruin

Noten
[*] over D. Driessen, H. van der Ham, Een wolk van getuigen, pp. 141-179
[*] J. Mastenbroek, 'Hetgeen de Heere tot mij zeggen zal, dat zal ik spreken', een gesprek met ds. J.H. Velema in: Oude Paden kerkhistorisch Tijdschrift, 1 december 2003. In de periode van ds. H. Velema verliet een deel de gemeente en werd er een Gereformeerde Gemeente in 's-Gravenzande gesticht.
[*] Arie de Bruin, Jan van Onselen, Wim Pijl, Van Rehoboth naar Maranatha, Honderd jaar Christelijke Gereformeerde Kerk te 's-Gravenzande (1916-2016) ('s-Gravenzande, 2016) pp. 25-27

Salomons als jong predikant
Salomons was theologisch uitstekend onderlegd. Hij behoorde zondermeer tot de best onderlegde predikanten, die in de kerkelijke pers menige serie over een actuele stroming, sekte of theologie schreef. Ds. J.H. Velema kon zich later ds. Salomons nog goed herinneren: "Hij was een begaafd prediker; grondige exegese en bevindelijke toepassing." Naar verluidt was ds. Salomons als predikant in zijn jonge jaren niet altijd de gemakkelijkste. Een gemeentelid die ds. Salomons uit deze periode nog kon herinneren schreef na diens overlijden aan de kerkenraad van Delft het volgende: (...) "Neen, wijlen ds. Salomons kan ik nimmer vergeten, maar ik spreek dus van de tijd dat hij nog jong christelijk-gereformeerd predikant was. Hij was toen geen man van een gemakkelijk karakter (wat ik er zo nog van weet), maar zijn prediking was lieflijk, duidelijk en klaar, uitnodigend, onderwijzend, vertroostend, wat ik als jongeman heb ondervonden. Een kind van God en een knecht des Heeren ook, dat is duidelijk."
Opbouw kerkverband
Toen ds. Salomons predikant was binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk werden er regelmatig nieuwe gemeenten gesticht. Als zodanig heeft hij mogen meewerken aan de opbouw van het kerkverband.
Stichting CGK Driebergen
In 1921 werd er in Driebergen een Christelijke Gereformeerde Kerk opgericht. De predikanten G. Salomons, J. Jongeleen, G. Molenaar, J. Tolsma, G. Wisse en L.H. Beekamp werden benaderd om geregeld voor te gaan.[*]
"Oude vrienden en broeders te ontmoeten is zeer aangenaam, maar niet minder is het met nieuwe vrienden kennis te maken. Ik hoorde eens van een broeder die op reis was geweest en toen nieuwe broeders had ontmoet "het is zo genotvol weer opnieuw met kinderen Gods kennis te maken, want zoveel te meer bekenden zal ik in de hemel ontmoeten". Welnu, daaraan dacht ik ook toen ik in december 1921 in twee gemeenten optrad, welke slechts kort geleden geïnstitueerd waren, en waar ik nog nooit Gods Woord gepredikt had. De eerste ervan was de gemeente te Driebergen, waar ik voor de eerste maal preekte op Zondag 18 december. Door het uittreden van ds. G. Wisse aldaar, was een gemeente ontstaan van leden, die mede de Gereformeerde Kerk aldaar hadden verlaten en tot de Christ. Geref. kerk waren overgegaan. Daar echter Ds. Wisse het beroep naar Arnhem had aangenomen, was de gemeente vacant, doch niet verstoken van een plaats van samenkomst, daar men al spoedig een nieuw kerkje had gebouwd."
P.J.M. de Bruin

Stichting CGK Ede
Op 1 Mei 1923 werd door de Classis Utrecht aan de kerkenraad van Veenendaal mandaat verleend om in Ede een gemeente te stichten, waarbij ds. Salomons namens de Classis tegenwoordig was. Op Maandag 13 Augustus 1928 ging ds. P. J. de Bruin van Veenendaal voor in een dienst waarna de verkiezing plaats vond van 2 ouderlingen en 1 diaken. Ds. de Bruin eindigde vervolgens met dankzegging, waarbij hij tevens ds. Salomons met gebed tot zijn dienstwerk inleidde. Ds. Salomons bediende hierna het Woord naar aanleiding van Handelingen 9:11 het laatste gedeelte, n.l. deze woorden: "Want ziet, hij bidt." Hierna had door ds. de Bruin de bevestiging plaats van de gekozen ambtsbroeders. Na beëindiging hiervan dankte de eerstgekozen ouderling ds. de Bruin als herder en Leraar van de moedergemeente Veenendaal en ds. Salomons als afgevaardigde van de Classis Utrecht."
Stichting CGK Soest
Als predikant in Amersfoort was ds. Salomons ook betrokken bij de oprichting van een gemeente in Soest.[*] De eerste diensten in Soest werden gehouden in een koeienstal. Doordeweeks werd een gastpredikant uitgenodigd. Deze gemeente had in de eerste periode van haar bestaan nogal te kampen met financiële problemen. De collecten bleken dikwijls niet toereikend. Genoeg reden dat de kerkenraad besluit: bij voorkeur dominees uit te nodigen die het volk trekken: "dat zijn dominees die de zuivere en bevindelijke waarheid brengen zoals ds. Salomons, Bijleveld, De Boer, Van Ree, Van der Meiden en Van Brummen."[*]



Het jaar 1924
"Drie studenten werden bevorderd tot kandidaten in de Theologie. Zij zijn reeds in de H. bediening gesteld: Ds. Alberts in Zutphen, Ds. Holtrop in Ulrum en Ds. Zwiep in Hillegom. De kerk breidde uit met vijf gemeenten, n.l. Dokkum waar op 25 April, Ameide waar in Mei, Soest waar 16 Mei, Ouderkerk aan den Amstel waar op 23 Mei en Ede waar op 13 Augustus de ambten werden ingesteld. Hieruit blijkt, dat er in de lande nog "palstaanders" zijn, die uit "de Geref. Kerken," tot de Christelijke Gereformeerde Kerk terugkeren. Terecht schreef Ds. P. de Groot kort geleden: "Ds. Bouma vergist zich duchtig, als bij schrijft, dat enkele Chr. Geref. "palstaanders" het nog hebben over leergeschillen, maar dat het niet meer zijn dan klanken en termen, zwakke geluiden, die op wegsterven staan." De openbaring dezer vijf gemeenten, niet het minst "de grote uitgang te Dokkum uit de Geref. kerk" laat duidelijk zien, dat er geen denken is aan vereniging met "de Geref. kerken." Het ideaal moge schoon zijn, de praktijk leert, dat velen geen vrede meer hebben in dat kerkverband te blijven. "
P.J.M. de Bruin
Stichting CGK Huizen





In 1932 nam ds. Salomons een beroep aan naar Amsterdam-West. Maandag 16 Mei 1932 nam hij afscheid van 's-Gravenzande met een preek over Mattheus 28: 20 en sprak over 'de belofte van de scheidende Heiland.' In 1934 bevestigde ds. Salomons zijn opvolger ds. H. Velema in 's-Gravenzande naar aanleiding van de tekst 1 Korinthe 4: 1. Ds. J.H. Velema die als jongen bij deze dienst aanwezig was verklaarde later: "Deze preek heeft op mij toen diepe indruk gemaakt."[*]
Noten
[*] H. van der Ham, Ik weet waar gij woont, Christelijke Gereformeerde Kerk Driebergen 100 jaar (1921-2021) (Driebergen, 2021) p. 27
[*] 'De Christelijke Gereformeerde Kerk in Soest. De periode van 1923 (instituering) tot 1950.' in: D. van Arkel, ds. J. Slagboom, J.C. Westeneng, Van Trouw en genade, 75 jaar Christelijke Gereformeerde Kerk Soest (1923-1998) (Soest, 1998). pp. 20-42
[*] D. van Arkel, ds. J. Slagboom, J.C. Westeneng, Van Trouw en genade, 75 jaar Christelijke Gereformeerde Kerk Soest (1923-1998) (Soest, 1998). p. 63
[*] G. Adema, 1894-1994 Een eeuw Christelijk Gereformeerd Apeldoorn, (Apeldoorn, 1994) p. 99
Apeldoorn, 20 februari 1931
In het vorig nummer hebt U een advertentie kunnen lezen van de kerkenraad onzer gemeente Amsterdam-West, meldende het overlijden van Abraham Sybrand Sluyter, in leven een bekende figuur in onze kerkelijke wereld. Bekend was hij, niet om zijn op de voorgrond treden; dat deed hij nimmer. Als er iemand geweest is, die de deugd der bescheidenheid sierde, dan was hij het. Nooit liet hij zich ook maar in het minste voorstaan op zijn ervaring en kennis; de ander uitnemender te achten dan zichzelf was bij hem geen theorie maar praktijk. Toch had hij een vooraanstaande plaats in de kerk. Reeds in de Christelijke Gereformeerde Kerk vóór 1892 stond hij in het ambt, en na zijn uittreden uit de zich noemende Gereformeerde Kerken was hij ook als terstond de aangewezen man voor het diaken- en ouderlingen ambt, dat hij zo lang zijn krachten het toelieten heeft bekleed. Toen deze hem begaven wegens hoge ouderdom, moest hij de arbeid in de gemeente laten varen, hetgeen niet dan met smart geschiedde. Nu is hij als oud-ouderling der Amsterdamse gemeente in de hoge leeftijd van 91 jaren overleden. Nog onverwacht is het altijd broze lichaam gesloopt. Wat ten grave gedragen werd, j.l. vrijdag, was niet veel. Dienende is hij uitgeteerd; de wormen hebben niet veel aan hem. Maar daartegenover staat, dat wat voor God verschenen is, wel veel is, want het was een ziel, gereinigd en geheiligd door de Geest en het bloed van Jezus Christus; een ziel, die het verstond zich als dagelijks te wassen in het alreinigende bloed van het Lam Gods! Dat maakt de ziel groot en waardig in de ogen Gods. Wat moet het hem te moede geweest zijn, toen hij werd overgeplaatst uit de strijdende in de triomferende kerk! Mij dunkt, ik hoor hem zeggen: "'t Is te groot voor mij! " Kleine gedachten had hij over zichzelf, maar grote over God en de Heere Jezus Christus! Zeer dikwijls stond hij van verre; hij had een groot krediet voor de Heere, al durfde hij menigmaal voor zichzelf er geen gebruik van maken. Maar, wat nood? Als de Heere Zijn kinderen klein houdt, dan blijven het toch Zijn kinderen? In vrede mocht hij ingaan in de vreugde zijns Heeren! Jaren lang hebben wij hem gekend en gadegeslagen; met hem hebben wij gezeten in hetzelfde kerkenraadscollege, met hem verschillende hogere vergaderingen bijgewoond, en hem altijd dezelfde bevonden. Een echte Johannes-natuur, vol liefde en toch vol lijn; toegevend waar het niet gold de ere zijns Heeren, vaststaande waar deze het vraagde; in alle opzichten trouw aan belijdenis en kerk. Of hem geen gebreken ontsierden? Waarom dit te vragen? Hij was toch een mens, een mens van gelijke beweging als wij allen? Hij had zelfs de gebreken van zijn deugden! Maar waar zijn die gebreken? Ze zijn heen; laat ons met dankbaarheid erkennen, én wat de Heere voor hem geweest is, én wat de Heere in hem jarenlang Zijn Kerk geschonken heeft. De gedachtenis van deze rechtvaardige, die zo beleefde "zichzelven arm, de armen rijk" te zijn, zal onder ons in zegening blijven! Er sterven zo elke winter vooral vele ouden van dagen. Mogen onze ouden het oog gericht houden op de Heere en Zijn genade in Christus Jezus! Er sterven echter ook zovele jongeren! Ook voor hen is er geen andere weg des behouds dan het leven in Christus! Mogen zij het niet vergeten! De dood gaat weer rond en klopt aan menige woning en menig hart, nu de griepziekte zovelen ontrukt aan de arbeid en ook wel aan het leven. Geven wij acht op de roepstem des Heeren, opdat, hetzij wij jong of oud zijn, ons de dood niet onverziens overvalle, maar ons bereid vinden, om door genade gezaligd te worden! Daartoe zende dé Heere ons Zijn Geest!
Met vr. br. gr.
t.t.
F. Lengkeek (Veluwse brieven)
"Een echte Johannes-natuur, vol liefde en toch vol lijn; toegevend waar het niet gold de ere zijns Heeren, vaststaande waar deze het vraagde; in alle opzichten trouw aan belijdenis en kerk. Of hem geen gebreken ontsierden? Waarom dit te vragen? Hij was toch een mens, een mens van gelijke beweging als wij allen?"


Amsterdam-West
Amsterdam-West "Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht nº 37," aldus de eerste zin uit het boek Max Havelaar van Multatuli. Aan de Lauriergracht bevond zich ook het kerkgebouw van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Amsterdam-West. Op dinsdag 24 mei 1932 vond in dit kerkgebouw de bevestiging van ds. Salomons plaats door ds. A. M. Berkhoff (1885-1944) van Sneek. Ds. Berkhoff preekte bij deze gelegenheid naar aanleiding van Lucas 12:3 "Daarom, al wat gij in de duisternis gezegd hebt, zal in het licht gehoord worden; en wat gij in het oor gesproken hebt, in de binnenkamers, zal op de daken gepredikt worden." en stond stil bij de volgende gedachten.
De Evangelieprediking:
1ste haar verborgen karakter
2de haar openbaar resultaat
De strekking van de prediking van ds. Berkhoff was: God zal zwakheid tot sterkte maken, en vooral in het verborgene van de binnenkamer, door middel van het gebed en de verborgen omgang met God, zegen geven aan de ware dienaar des Woords. Deze tekstwoorden zijn onderdeel van een redevoering van Christus tegen Zijn discipelen. Om de bedoeling van de tekst beter te begrijpen moeten we dit tekstgedeelte vergelijken met Mattheus 10: 27 waar deze woorden voorkomen. "Hetgeen Ik u zeg in de duisternis, zegt het in het licht; en hetgeen gij hoort in het oor, predikt dat op de daken." Het gaat in deze tekst over de openbare prediking. De discipelen mogen niets achterhouden van hetgeen zij van de Heere geleerd hebben. "Vreest dan niet, maar deelt in het lot van Christus, grijpt moed, om ondanks alle haat van de wereld het evangelie aan de hele wereld te brengen, opdat het de vereiste openbaarheid verkrijge. (..) "Hetgeen Ik u zeg in de duisternis, (noch slechts in vertrouwde kring) zegt gij het in het licht, maakt het overal bekend, en hetgeen gij hoort in het oor, door bijzondere onderrichting, predikt dat op de daken der huizen opdat de mensen op de straten het kunnen vernemen."[*]

Na afloop van zijn preek sprak ds. Berkhoff ds. Salomons hartelijk toe en wees hem uit eigen ervaring op de vele desillusies, die het dominee-zijn in een grote stad met zich mee brengt, maar ook dat de Heere zo dikwijls op wonderlijke wijze achteraf Zijn bedoelingen liet zien. De gemeente zong hierna haar nieuwe predikant staande Psalm 20 toe.
Intrede deed ds. Salomons donderdag 26 Mei 1932 in een eveneens geheel gevulde kerk met een preek over Handelingen 8 vers 35: "En Philippus deed zijn mond open en beginnende van die Schrift verkondigde hem Jezus". Na de preek volgden de gebruikelijke toespraken. Ouderling Kloppenburg sprak ds. Salomons toe namens kerkenraad en gemeente en liet hem toezingen Ps. 102, het laatste vers: "Uwer knechten trouwe zonen zullen altoos bij U wonen." Verder voerden het woord ds. D. Driessen, namens Amsterdam-Oost en -Noord; ds. J. L. de Vries, als consulent; ds. W. Bijleveld, namens de Classis; een van de kerkenraadsleden van 's Gravenzande en de bevestiger ds. A. M. Berkhoff.
Noten
[*] Zie Kanttekeningen bij Lukas 12: 3 en uitleg Dachel Bijbelverklaring bij Mattheus 10: 29. Ryle wijst er bij de woorden: "Er is niets bedekt, dat niet geopenbaard zal worden, en verborgen dat niet bekend zal worden" op, dat predikers niet moeten ophouden met verkondigen, hoewel misverstaan, verkeerd begrepen, beschimpt, uitgescholden, in hun motieven en karakter aangevallen." Zij moeten zich voorhouden, dat alles op de laatste dag zal worden rechtgezet, wanneer de verborgenheden van het hart geopenbaard zullen worden.
J.C. Ryle wijst er vervolgens bij Mattheus 10: 34-42 op, dat Christus Zijn discipelen vermaant om het evangelie bekend te maken. Dit evangelie zal geen vrede en overeenstemming veroorzaken op de plaatsen waar het zal worden uitgedragen. "Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard." Het doel van Christus komst was niet om een duizendjarig vrederijk op te richten, waarin allen van één gemoed zijn. Hij was gekomen om het evangelie te brengen, dat tot conflicten en verdeeldheid zal leiden. Wij hebben geen recht om verbaasd te zijn, wanneer wij dit gedurig vervuld zien. We hoeven niet te denken dat het vreemd is als het evangelie gehele gezinnen verscheurt en tussen de bloedverwanten vervreemding verwekt. Het is zeker dat dit in veel gevallen het gevolg zal zijn, vanwege de diepe verdorvenheid van het menselijk hart (..) Dit komt niet door het evangelie zelf, maar door het hart van de mens. Hierin ligt een diepe waarheid., die gedurig vergeten en over het hoofd gezien wordt. Velen spreken vaag over 'eenheid' 'harmonie' en 'vrede' in de kerk van Christus, alsof dit zaken zijn die wij altijd kunnen verwachten (..) Zulke mensen mogen zeker de woorden van onze Heere bedenken. (..) Alles behoren we te doen om eenheid en vrede te verkrijgen, maar niet ten koste van de waarheid en een goed geweten."
De zaak A.M. Berkhoff
De bevestiger ds. Arie Marinus Berkhoff was eerder predikant geweest in Leeuwarden, Zwolle, Utrecht en Amsterdam-West. Hierna vertrok hij naar Sneek. In 1933 kwam hij in botsing met de synode vanwege zijn opvattingen omtrent het z.g. 'duizendjarig rijk'. (een vorm van het chiliasme). De 'zaak Berkhoff' bracht grote opschudding te weeg binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk, omdat ds. Berkhoff bijna dertig jaar lang een grote plaats had ingenomen binnen het kerkverband. Hij was een bevindelijk prediker.[*] Niet zo verbazingwekkend dat hij daarom ook een beroep kreeg van de gemeente Urk in 1916. Salomons rekende Berkhoff tot een geestverwant en zijn persoonlijke vrienden, maar deelde niet zijn chiliastische gevoelens. Berkhoff publiceerde in 1929 'De Christusregering of het in Openbaringen 20 in aansluiting bij de ganse profetie van de Heilige Schrift beloofde duizendjarig rijk' en hing een vorm van het chiliasme aan. Het chiliasme is het geloof in een algemene bekering van het volk Israël en een bloeitijd van de kerk wereldwijd gedurende een periode van duizend jaar onder Christus regering. Er werd door een gemeentelid een bezwaarschrift tegen Berkhoff ingediend maar de classis Amsterdam sprak hem in april 1930 vrij van vervolging. De classis was van mening: "dat ds. Berkhoff geen grof chiliasme leert, maar de mening voorstaat, dat Christus tijdens het duizend jarige rijk vanuit de hemel over Zijn koninkrijk regeert." Wel werd Berkhoff "voorzichtigheid aanbevolen" omdat het gevoelen van Berkhoff "niet de leer van de Christelijke Gereformeerde Kerk is." De classis nam in de overwegingen mee, dat Berkhoff kerkelijk niet vervolgd kan worden, omdat er ook onder de oudvaders en later onder de afgescheidenen voorstanders van deze gedachte zijn geduld.[*]

Berkhoff kwam echter tot de overtuiging, dat hij niet mocht zwijgen en bleef ook na de vermaning van de classis actief doorgaan met het uitdragen van zijn gevoelens. Met zijn beschouwingen trok hij volle zalen. Ook publiceerde hij in een door hem opgericht maandblad over dit onderwerp en weerlegde zijn bestrijders. Nadat de classis Amsterdam Berkhoff in 1930 had vrijgesproken, kwam de zaak op de voortgezette synode van 1933 in Zwolle tot ontknoping. De generale synode nam toen de conclusies over van een deputatencommissie benoemd door de synode in 1932:

"Hoe heeft wijlen ds. Berkhof, mijn persoonlijke vriend, in zijn afwijkende doodlopende weg zijn ziel in opgemelde gemeenschap [vrij-evangelische gemeenten] gekweld! Ik weet dat persoonlijk van hem, maar er was geen weg meer [terug]." (...) "Nu zijn er lieve zielen onder, die bij hun dood vast bevorderd worden tot heerlijkheid, maar van 'personele verkiezing' en' radicale doodstaat des mensen' moeten zij meestal niet veel hebben. Althans hun meeste voorgangers niet. Ik heb destijds een leeruitspraak van één van hun voormannen gelezen, die wel wilde weten van een z.g. 'volksverkiezing', maar niet van een 'personele verkiezing', net als de remonstranten uit de dagen van Dordt. Ik heb een ds. [W.E.] van Petegem eens zo sterk horen fulmineren tegen de verkiezing, dat zelfs de meest lichte christelijk-gereformeerde ambtsdrager zijn afzetting zou gevraagd hebben."[*]
G. Salomons

Er is geen Schriftuurlijke grond voor de leer van een lichamelijke opstanding van de gelovigen vóór de algemene opstanding, noch ook voor een regering der heiligen op aarde gedurende duizend jaren, noch ook voor een periodieke aards-getinte Christocratie, zoals zij leren, die een duizendjarige regering van Christus op aarde stellen. Mitsdien blijft de Christelijke Gereformeerde Kerk bij de bepalingen der Synode 1863, '72, '79 en 1931, waarom het ds. Berkhoff verboden moet worden zijn privé gevoelen omtrent het duizendjarig rijk en omtrent de leer van de tweeërlei opstanding in woord en in geschrift te verbreiden als leer der Heilige Schrift. Zijn privé-gevoelen mocht Berkhoff behouden, maar hij mocht dit niet langer publiekelijk uitdragen. Berkhoff werd niet afgezet. Ook werden er geen tuchtmaatregelen tegen hem ondernomen. Nadat de synode de conclusies van het rapport met enkele wijzigingen had aanvaard, stond ds. Berkhoff uit eigen beweging op en zei: "Mijnheer de Voorzitter, het ogenblik van scheiden is gekomen. Ik moet de Chr. Geref. Kerk het recht ontzeggen, te zeggen, dat zij nog is de zuiverste openbaring van het Lichaam van Christus. Na lang beraad heb ik het besluit genomen, dat ik thans mededeel en dat onwankelbaar vaststaat, dat ik, wanneer de conclusies van het rapport worden aangenomen, op ditzelfde ogenblik de Chr. Geref. Kerk moet verlaten. Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek U dus te mogen heengaan en mijn secundus mijn plaats te doen innemen. Hier scheiden onze wegen. Dag Voorzitter, dag Synode, dag Chr. Geref. Kerk. God erbarme zich Uwer." Na het uitspreken van deze woorden verliet ds. Berkhoff de synode en melde zich in september 1933 aan bij de Nederlandse Hervormde Kerk van Sneek. In 1935 werd hij predikant bij de Vrije Evangelische Gemeente van Groningen. De aanwezige synodeleden van de Christelijke Gereformeerde Kerk zagen Berkhoff "met droefheid" gaan.[*] In de gemeente van Amsterdam-West waren gemeenteleden die sympathie hadden voor de gedachtegang van ds. Berkhoff inzake het chiliasme. De kerkenraad verwachtte van ds. Salomons op de kansel hier tegenin te gaan, maar deze besloot dit niet te doen om de zaak niet op scherp te zetten. Zijn gedachte was in deze: Bij deze of gene zijn het vaak bevliegingen en later hoort men er niets meer over. Door zijn bezonnen optreden heeft ds. Salomons conflicten in zijn ambtelijke loopbaan kunnen voorkomen.
Noten
[*] "Berkhoff pleitte voor een Bijbelse mystiek, soms smalend bevinding genoemd, die hij plaatste tegenover 'nieuwe mystiek' die onder de jongeren in de Gereformeerde Kerken aan invloed won," aldus W. Westerbeke, in: Verwachtingen voor Christus' kerk vanaf het reveil, p. 125 (2011)
[*] Een gematigde vorm van het chiliasme werd door sommige oudvaders aanvaard. Deze werden om hun opvattingen niet buiten de kerk geplaatst. De synode van 1872 van de Christelijke Gereformeerde Kerk had wel uitgesproken, dat het "niemand zal toegelaten zijn te leren of te verbreiden het gevoelen, dat Christus 1000 jaren zichtbaar en lichamelijk zal regeren."
[*] J. Hovius, De Wekker, 6 december 1974, Prof. Hovius geeft aan dat in het boek De Dominee gaat voorbij, driekwarteeuw protestants leven in Nederland, door Ben van Kaam en Anne van der Meiden staat, dat ds. A.M. Berkhoff in 1932 de Chr. Geref. Kerk moest verlaten omdat hij een afwijkend standpunt innam t.a.v. het herstel van Israël en het duizendjarig rijk. Hovius geeft terecht aan dat zowel het jaartal 1932 als de woorden "moest verlaten" niet kloppen.
[*] Ds. W.E. Van Petegem werd op 3 december 1906 geboren in Groningen. Op grond van bijzondere gaven werd hij in 1947 vrij evangelisch predikant, aanvankelijk te Groningen, vanaf 1958 te Bussum. Van 1965 tot 1971 was hij predikant in algemene dienst voor de binnenlandse zending. In 1971 ging hij weer naar Groningen waar hij in 1972 met emeritaat ging.

J.J. Buskes
"In Amsterdam gaat het leven altijd door", zo vertelde ds. Salomons later. Hij bedoelde: er is altijd wel iets aan de hand en men komt er met allerlei soorten van mensen en opvattingen in aanraking. Dominee zijn in een grote stad vraagt nogal wat. Ds. Salomons moest zorgen dat zijn preken actueel waren om de jeugd erbij te houden. Zo was daar destijds ds. Johannes Jacobus Buskes (1899-1980), predikant van de Gereformeerde Kerk in Hersteld Verband van Amsterdam wiens opvattingen de bestudeerde jonge mensen uit de gemeente wel aansprak. Ds. Buskes publiceerde veel en sprak regelmatig voor de radio en soms kon ds. Salomons met datgene wat gesproken of geschreven werd door ds. Buskes geheel instemmen.[*] Zijn bezorgdheid was echter groter. Ds. Buskes stond behoorlijk sympathiek tegenover de opvattingen van Karl Barth welke hij omschreef als "een blaffende waakhond" en stond een combinatie voor tussen het oude gereformeerde geloof en modern maatschappelijke opvattingen. Later sprak Buskes ook voor allerlei tv-programma's en was politiek links georiënteerd bij de PvdA.[*]
"Vanmorgen ontving ik van bevriende zijde een bundeltje tijdschriften, kerkbladen etc. Daarin trachten wetenschappelijke mensen op wetenschappelijke gronden aan te tonen, hoe onhoudbaar die z.g. wetenschappelijke conclusies zijn van geleerden om het Bijbels verhaal omtrent schepping, enz. in twijfel te trekken. Toen ik er een poosje in gelezen had heb ik het maar aan de kant gelegd; dat alles interesseert mij niet meer. Als oud man leef ik veel meer bij het verleden, dan bij het heden: het gevolg daarvan is, dat mijn preken veel minder dan destijds in Amsterdam, waar [ds.] Buskes nog al wat van onze bestudeerde mensen jonge mensen trok, up-to-date zijn. De kerkenraad moet maar goed voor ogen stellen, dat jongelui van andere kerken in mijn preken geen enkel antwoord op hun wetenschapsvragen krijgen (..) dat misschien de niet ontwikkelde oudjes nog wel wat gesticht kunnen worden."
G. Salomons
Noten
[*] Op Goede Vrijdag 1959 verscheen in het vrijzinnig protestantse orgaan Kerk en Wereld een artikel onder de titel "Waarom stierf Jezus?" en direct daarop een volgend artikel met de uitspraak: "Ik geloof niet in het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegdraagt, want schuld, alle schuld is onoverdraagbaar, zoals ik al evenmin geloven kan, dat Jezus voor ons gestorven is". Het Bijbels-Christelijk belijden omtrent Christus' verzoening en plaatsbekledend lijden noemde prof. Smits een voor hem verouderde en onhoudbare gedachte. Dr. Buskes schreef toen: "Hier wordt het geheim van de Goede Vrijdag op de meest platvloerse wijze verraden". En hij vroeg: "Valt ook dat binnen de ruimte van de Christus belijdende geloofsgemeenschap, die onze Hervormde Kerk wil zijn?"
[*] Buskes begon zijn ambtelijk werd in 1924 toen hij predikant werd van de Gereformeerde Kerk van Oosterend op Texel. Toen er in 1926 onenigheid ontstond binnen de Gereformeerde Kerken over het scheppingsverhaal (de z.g. kwestie-Geelkerken) koos hij de zijde van degenen die een symbolische interpretatie voorstonden. Binnen het modern-gereformeerde kerkverband wat toen ontstond (de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband) nam hij een centrale plaats in. In 1943 ging hij over naar de Nederlandse Hervormde Kerk.

Overlijden docent F. Lengkeek
"In 1892 werd van ons gezegd door een prediker in de Geref. Kerk: "de Heere zal er in blazen", nu dit is ook geschied maar op andere wijze, dan men bedoelde, want de Heere blies door de wind des Heilige Geestes in dit kleine hoopje, zodat het naar alle zijden is uitgebreid. Mochten wij maar steeds blijven bij de zuivere leer onzer vaderen en nooit ons beginsel verloochenen, dan zal de Heere dat staande blijven bekronen met Zijn zegen en nooit laten varen het werk Zijner handen. Al gaan dan ook 's Heeren knechten heen, de Heere blijft. Zulk een heengaan van een dienstknecht des Heeren betreurde ik ook in 1932, toen ik een vriend verloor, die ik 40 jaren gekend had en met wien ik mocht samenwerken aan de opleiding van leraren aan onze school. Op die 17de Januari 1932 toen ik in de Haag West het Woord bediende, verkondigde prof. Lengkeek voor het laatst zijns levens het Evangelie en wel in de stad Groningen. Ziek kwam hij thuis, ziek gaf hij dinsdag 19 januari zijn laatste college in de school. Toen hij weg ging en op de fiets sprong, zag ik hem na totdat hij uit mijn gezicht was. Bedrukt kwam ik thuis, zeggende: prof. Lengkeek komt niet meer in de school en het was ook zo. Al meer en meer werd de aardse tabernakel afgebroken en 10 Mei werd hij afgelost van zijn post. Zaterdag 14 Mei stond ik met een grote schare op zijn graf, dat op de morgen van de Opstanding weer zal ontsloten worden. De maand Juni was een warme maand en wij hadden 12 Juni een hete dag, toen wij voor het eerst optraden in Veenwouden, waar wij dien dag drie maal voorgingen. Het was de eerste maal, dat wij daar waren, evenals een week later in Lutjegast, waar wij in den avond predikten, nadat wij tweemaal in Kornhorn het Evangelie hadden gebracht. Gelukkig was het koeler in Juli toen wij weer synode hadden, ditmaal in Zwolle. Deze synode werd genoemd een rouw synode, omdat in plaats van Prof. Lengkeek een andere hoogleraar door de Theologische School moest benoemd worden. Zo reisde ik dus Maandag 25 Juli naar Zwolle waar Ds. van der Molen de bidstond leidde. De pastor loci Ds. L. de Bruyne opende de Synode met een voorrede, waarin hij er op wees dat in 1854 een Synode in Zwolle besloot tot stichting der Theol. School te Kampen, dat in 1882 weer Synode gehouden werd, waarin 3 docenten werden benoemd, en nu weer in Zwolle een hoogleraar moest gekozen. Deze verkiezing gaf eerst vele teleurstellingen. Ds. Joh. Jansen van Leiden werd gekozen, maar bedankte. Evenzo Ds. Salomons. Bij derde verkiezing Ds. L.H. van der Meiden, die ook geen vrijmoedigheid had om het ambt te aanvaarden. Tenslotte werd Ds. Geels van Hilversum gekozen, die met volle vrijmoedigheid de benoeming aanvaardde. Hij kon dit doen, omdat hij vóór hij naar Zwolle ging, na veel strijd door God was overreed om de grote taak van Prof. Lengkeek op zich te nemen. Op deze Synode werd Prof. v.d. Schuit benoemd tot hoofdredacteur van "de Wekker", welke taak hij reeds tijdens de ziekte van Prof. L. had verricht. Zo weet de Koning der kerk de ledige plaatsen weer aan te vullen. Zo vervulde de Heere in 1932 weer wat wijlen Ds. Wessels reeds in 1892 heeft gezongen. Laat het braambos staan in brand, God houdt Zijn Kerk in stand.
Apeldoorn, P.J.M. de Bruin
Benoeming hoogleraar
Slechts vier maanden in Amsterdam kwam er voor ds. Salomons door het overlijden van ds. F. Lengkeek opnieuw een roeping: hij werd als docent aan de theologische School in Theologische School in Apeldoorn benoemd. Deze benoeming sloeg hij echter af.[*]
"In hart en nieren blijf ik van z.g. 'vier en dertig' al kan ik tot op zekere hoogte waardering voor andere kerken opbrengen. En vooral na 1892 werd eerst en allermeest gevraagd naar genadestaat en roeping, dat deden we zelfs bij de overkomst van wijlen ds. G. Wisse."
G. Salomons



Wisse
In deze Amsterdamse periode (1932-1939) waren er contacten met Prof. G. Wisse (1873-1957), die toen in Amsterdam-Oost stond. Deze woonde echter niet in Amsterdam, maar reisde per spoor heen en weer. Wisse zei met de hem kenmerkende humor als hij bij Salomons op bezoek kwam: "Hier komt de dominee op artikel 8 bij professor Salomons." Salomons vond de opmerking van Wisse nogal flauw, maar zo was Wisse. Wisse was in 1920 tot de Christelijke Gereformeerde Kerk overgekomen.[*]

Noten
[*] S.C. Bax brengt in Reformatorisch Dagblad van 18 februari 1984 het feit dat ds. Salomons in 1939 zijn ambt neerlegde in verband met het niet doorgaan van deze hoogleraarsbenoeming. E.G. Bosma schrijft in 'Oude waarheid en nieuwe orde. Bevindelijk gereformeerden en het nationaalsocialisme 1920-1950' op pagina 97 dat hij ''afgezet'' werd. Beiden hebben het mis, want deze benoeming tot hoogleraar was in 1932 en niet in 1939. Bovendien is ds. Salomons nooit afgezet, maar heeft op eigen initiatief zijn ambt neergelegd.
Zie voor een uitgebreide weergave van de geschiedenis rondom deze hoogleraarsbenoeming C.M. van Driel, Consolidatie en crisis, de Christelijke Gereformeerde Kerk tussen 1918-1945 pp. 187-206.
[*] Gerard Wisse was een zoon van de broer van ds. J. Wisse Czn. welke op 21 augustus 1921 overleed. Zowel ds. J. Brons, ds. J.H. Velema als dr. C.M. van Driel vermelden dat de docenten aan de Theologische School op voorstel van G. Wisse bij diens aantreden als docent in 1928 de aanspreektitel 'Professor' kregen. Dit gebeurde echter volgens Prof. dr. W. van 't Spijker op voorstel van ds. J.W. Geels. zie: dr. J. van Genderen en dr. W. van 't Spijker, Luisteren en leren, Amsterdam 1994, p. 29

Karl Barth
Mannen als Otto en Kierkegaard, sterk verwant aan het Neo-kantiaanisme, willen niets weten van een supra-naturele en supra-rationele openbaring, maar beweerden, dat we in het christendom moesten vasthouden aan het absurde, het ongerijmde, het in zichzelf tegenstrijdige. God is niet de bovenredelijke, maar eigenlijk de tegenredelijke, de grote Ongerijmdheid zelf. (..) Nu echter het geloof in de redelijkheid en van de mens en van de wereld zo goed als uitgeroeid schijnt te zijn en een machtige stroom van irrationalisme over de wereld gaat, past men het irrationalisme, zonder enige reserve op de Openbaring toe. Hier merkt u dus de invloed van de wijsbegeerte op de theologie. (..) De irrationele methode volgt dus niet de rechte lijn der gevolgtrekkingen, maar veeleer een zigzaglijn, immer een stap terug en een stap vooruit. Welnu het irrationalisme van Kierkegaard vindt u door heel de theologie van Karl Barth, en dat maakt het voor de leek, wat zeg ik, voor de theoloog zelfs, zo moeilijk om Barth te verstaan en hem geen onrecht te doen. Dit irrationalisme werkt ook graag met de paradox. Wat is dat een paradox? Volgens het algemeen gevoelen: een schijnbare tegenstelling, die tot een hogere eenheid is te herleiden, voor de dialectische theologie van Barth is een paradox echter een werkelijke tegenstelling, een tegenspraak, die altijd tegenspraak blijft. Deze paradoxale vorm van spreken over God en goddelijke zaken moet u goed voor ogen houden wilt u Barth enigszins kunnen volgen. (..) Dit irrationalisme meende te moeten strijden tegen de hoogmoed der rede, die overal hoogtij vierde, daarom wilde het de rede geheel uit de religie bannen, maar hoe doet men dit? Men doet het op een zuivere redelijke manier, door naar een vooropgestelde methode te redeneren en naar een bepaalde logiek te kritiseren. De rede moet dus eigenlijk de rede verdrijven!
G. Salomons

Ds. Salomons, refereerde over; De theologie van Karl Barth. In het kort kwam zijn referaat hier op neer: Hij behandelde allereerst de naam dialectische of kritische theologie (..) Het grondmotief van deze theologie is, dat Barth wil zijn "openbaringsgetuige". Hij gaat bij zijn probleemstelling alleen uit van de transcendentie Gods. Gods soevereiniteit met haar goddelijk voorbehoud beheersen heel de theologie. Barths theologie wordt besproken in de volgende hoofdstukken: Schepping en val des menschen Koninkrijk Gods en Historie; Openbare en Heilige Schrift; Vleeschwording des Woords en Opstanding van Christus; Geloof als Schepping Gods; Rechtvaardiging en Heiligmaking; Gods gebod en de Ethiek. Het waarderingsoordeel over deze theologie vatte spr, als volgt samen: Barths theologie is reactie-theologie; ze is fel gekeerd tegen het subjectivisme van Schleiermacher, tegen ; het historisme tegen cultuurfilosofe en godsdienstpsychologie, tegen humanisme enz. Na deze uiteenzetting oefende spr. kritiek uit op Barths theologie. Zijn kentheorie ten grondslag gelegd aan zijn theologie, is volgens spr., in tegenstelling met die van de Calvinistische theologie, meer georiënteerd naar de neo-Kantiaanse Marburgerschool. Het irrationalisme van Kierkegaard beheerst Barths kentheorie in de theologie. Zijn grondmotief is in wezen verschillend met de soevereiniteitsgedachte van het Calvinisme; er is onderscheid tussen soevereiniteit en willekeur. Hierna vestigde spr. de aandacht op het onderscheid tussen soevereiniteit en willekeur, evenals op de nominalistische gedachte in Barths theologie benevens op het gevaar voor Agnosticisme. Ten slotte gaf spr. als zijn mening te kennen, dat van Barth voor ons veel te leren valt, maar dan in dien zin vooral, dat hij voor ons zij "een baken in zee". Ook deze referent ontving welverdienden dank. Een zestal broeders hadden vragen en opmerkingen. Sommigen vonden de kritiek nog te zwak. Vooral werd nog besproken de grond voor het Schriftgeloof bij Barth. Maar de principiële behandeling werd door ieder geroemd. De referent beantwoordde de vragen uitvoerig en beslist.
L.H. van der Meiden
Noten
Literatuur:
G. Salomons 'De theologie van Karl Barth' in: De Wekker (14 augustus 1936 - 5 februari 1937)
G. Salomons 'Karl Barth en de kinderdoop: in: De Wekker (26 mei, 2, 9 en 16 juni 1939)
C.M. van Driel 'Liever den grooten rijk begaafden denker van Genève'
in: Theologia Reformata, 1 juni 2011
C.M. van Driel, Het volk zonder applaus, de receptie van Karl Barth in hervormd-gereformeerde en christelijk-gereformeerde kring, (Barneveld, 2014)
C.M. van Driel, 'Verre vriend? Orthodox-gereformeerden en Barth' in: de receptie van Karl Barth in Nederland George Harinck en Dirk van Keulen (Red.) (Amersfoort, 2022) pp. 125-137
Zie voor een recensie: dr. P. de Vries De receptie van Karl Barth in Nederland, 11 mei 2023

Onverklaarbaar bewoond
"Hier in Amsterdam, wellicht ook in uw woonplaats, staan in een nauw steegje, van die oude, bouwvallige woningen. Boven aan de vervallen gevel, heeft het gemeentebestuur een bordje laten aanbrengen. En op dat plankje staat te lezen: "Onbewoonbaar verklaard." Welnu, dat geldt nu ook van uw en mijn hart. De hoge God heeft ons hart, vanwege onze diepe val, onbewoonbaar verklaard. Zeg eens, hebt u dat ook al eens met verlichte ogen op de vermolmde posten van de deur van uw ziel gelezen? Heeft dat u reeds zielensmart gekost, dat u eigenlijk een onbewoonbare woning bent? Heeft u dat al in waarheid voor God als een verloren zondaar op de knieën gebracht? Maar nog iets. Veronderstel, dat iemand toch eens in zulk een onbewoonbaar verklaarde woning ging huizen, zoudt u er u niet over verbazen, dat zo iets bestaan durfde? Nu, Christus gaat toch in die onbewoonbaar verklaarde woning; daar heeft Hij Zelfs zijn hemelwoning voor verlaten. Och vriend, is er voor uw zielsbesef wel groter wonder denkbaar, dan dat Christus bij u zou komen inwonen, in die onbewoonbaar verklaarde woning? En tenslotte nog dit. Wanneer u op zaterdag of vrijdag de woning van een van uw kennissen binnentreedt, kan 't gebeuren, dat u er de hele zaak overeind vindt staan. 't Is schoonmaakdag moet u weten. En als de huisvrouw u ziet binnenstappen, kijkt ze u veel betekenend aan en zegt: ''t moet eerst rommel wezen, wil 't goed worden." Denk nu eens aan uw eigen leven. Is het daar op geestelijk gebied ook reeds zo gegaan? Heeft er reeds zoiets plaatsgehad, waardoor het bij u "rommel" is geworden? Ik zou dat willen noemen, hoe tegenstrijdig het ook klinke: heilige wanorde! Uzelf kunt niet geloven, dat het op zo'n manier ooit goed met u kan worden, maar ik zeg u....'t moet eerst "rommel" wezen, zal 't goed komen!"