Deel 2
Christelijke Gereformeerde Gemeenten in Nederland
in de periode 1952-1975
Het koninkrijk Gods komt nergens zonder slag of stoot. Bij elke beweging, die uit God is, voegt zich zoveel wat van beneden is. Soms dreigt dat verkeerde te verstikken, maar de geschiedenis van Gods kerk leert ons, dat ondanks al dat schadelijke, dat zich vastklemt aan het goede, de Heere Zijn werk voortzet en Zijn kerk uitbouwt in alle hoeken der aarde.
G. Salomons
"We hebben de neiging om te denken, dat de Heere met ons alleen maar van kracht tot kracht voortgaat. Maar de wegen van de Heere zijn hoger dan onze wegen en Zijn gedachten hoger dan onze gedachten."
G. Salomons
"Ik ben het eens met wat wijlen ds. De Lind van Wijngaarden[*] ergens schreef: met vele lieve kinderen van God zullen we eenmaal in de hemel gezamenlijk Gods lof verkondigen, maar hier op aarde met ze samen te leven, ook kerkelijk, dat is nu eenmaal vanwege het feit der zonde gewoonweg onmogelijk."
G. Salomons
[*] Jan Daniël de Lind van Wijngaarden, geboren op 2 februari 1862 in Zevenbergen. Hij studeerde tot 1884 aan het Christelijk Gymnasium in Zetten, de school waaraan de naam van ds. F.P.L.C. van Lingen verbonden is. In 1884 ging hij over naar het Stedelijk Gymnasium in Assen. In 1886 begon hij een studie theologie in Leiden. Op 12 Juni 1891 promoveerde hij cum laude op een proefschrift over Antonius Walaeus. Datzelfde jaar werd hij toegelaten tot het predikambt in de Nederlands Hervormde Kerk en verbond hij zich op 3 januari 1892 aan Oud-Ablas. In 1885 werd hij predikant in Utrecht. Hierna diende hij nog in Renkum (1907), Putten (1908), Rotterdam-Feyenoord (1913), De Bilt (1920). Ds. de Lind van Wijngaarden beschikte over grote theologische kennis evenals van de klassieke talen (Latijn, Grieks en Hebreeuws). Ook op het terrein van de filosofie was hij goed thuis, in het bijzonder die van Spinoza. Door zijn grote gaven wist hij ingewikkelde onderwerpen voor een breed publiek toegankelijk te maken. Vele jaren lang, voerde hij de redactie van het Gereformeerd weekblad. Stond hij aanvankelijk bekend als een voorvechter voor de gereformeerde beginselen (door hem werden de Dordtse Leerregels opnieuw uitgegeven en van toelichtingen voorzien, ook was hij betrokken bij de oprichting van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk) in de laatste jaren van zijn leven kwam hij op verschillende terreinen tot andere gedachten. Hij overleed op 23 augustus 1939
G.J. van Vliet (1885-1954)
Na een kortstondige ziekte (tuberculose) overleed op 4 maart 1954 ds. Van Vliet Zijn begrafenis werd 'onder zeer grote belangstelling' geleid door ds. G. Salomons. Deze sprak over Hebreeën 13: 7. "Gedenkt uwer voorgangeren, die u het Woord Gods gesproken hebben; en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst hunner wandeling." Op de begraafplaats sprak ds. J.G. van Minnen over Psalm 43: 4 "En dat ik inga tot Gods altaar, tot de God der blijdschap mijner verheuging, en U met de harp love, o God, mijn God!" Hierop voerde ds. G.W. Alberts het woord en tot slot sprak de heer K. Chr. Hoekstein uit Rijswijk 'als persoonlijk vriend van de overledene.' [*]
Karel Christiaan Hoekstein, geboren op 30 juni 1916 in Den Haag, was in de jaren vijftig werkzaam als fondsenwerver van Christelijke hulp aan TBC-lijders voor sanatorium Sonnevanck. Dit instituut was destijds binnen de gereformeerde gezindte een begrip. Tussen 1907 en 1974 kuurden hier bijna tienduizend patiënten maanden-, soms jarenlang om van deze gevreesde ziekte af te komen. Het aantal dodelijke slachtoffers was enorm. In de periode 1950 en 1970 was Hoekstein secretaris van de Statenkring Delft voor de SGP. Ook sprak hij wel over een bepaald onderwerp of was gespreksleider. Hoekstein kon goed zijn woordje doen ging goed gekleed en had een druk bestaan.
Tijdens een classisvergadering op 6 oktober 1954 werd de heer Hoekstein toegelaten om opgeleid te worden tot dienaar des Woords. De voorlopige studietijd zou drie jaar duren. Student Groen kreeg toestemming 12 zondagen per jaar in de gemeenten voor te gaan. Ds. Blankespoor zou alle vacante gemeenten het toekomende jaar 1 zondag dienen. Namens Delft waren vertegenwoordigd de brs. A.W. Langstraat en K. Sjoer, beiden ouderling.
Delft, 7 Maart 1955
"Verzoek ontvangen van de heer M.C. Kersten uit Den Haag om als predikant toegelaten te worden. De heer Kersten is lid van de Gereformeerde Kerk van Den Haag en voor de gemeenten geheel onbekend. Het verzoek wordt doorgezonden naar ds. G. Salomons die het op zijn beurt voorlegt aan ds. Van Minnen. "Het verzoek van de heer Kersten wordt afgewezen, omdat aan zijn verzoek geen bezwaren ten opzichte van de Gereformeerde Kerken ten grondslag liggen, maar enkel het streven om predikant te worden." [*]
[*] De scriba van Delft, br. K. Sjoer, antwoordde deNoten
[*] Margarethus Cornelis Kersten werd geboren op 15 augustus 1930 te Den Haag. Hij studeerde later theologie aan de VU in Amsterdam. Hij stond in Wissenkerke, Rotterdam-IJsselmonde, Zwolle en Scheveningen. Ds. Kersten ging in 1995 met emeritaat. Naast zijn werk in de gemeente heeft hij 15 jaar lang als docent gewerkt aan de pabo te 's-Gravenhage, waar hij kerkgeschiedenis en maatschappijleer gaf. Voor velen was hij een geliefd predikant die veel vertrouwen heeft genoten, maar er waren er ook die hem té gereformeerd vonden en moeite hadden met sommige opvattingen van hem. Hij wilde niet meegaan met stromingen, ideeën en praktijken die in strijd waren met zijn overtuiging. Zijn positie of ligging bleef altijd 'rechts van het midden'. Hij kwam voort uit een gezin waar men traditioneel gereformeerd dacht en voelde.
Berend van den Berg (1878-1955)

Het aannemen van Christus
Nee, dat aannemen van Christus is geen werk dat de zondaar door eigen kracht kan verrichten.
Van en uit zich zelf is hij totaal onbekwaam om Christus aan te nemen. Wel worden er gevonden die een leer prediken, dat de zondaar uit zich zelf wel bekwaam is om Christus aan te nemen, maar Gods Woord en de ervaring leren het op het allerduidelijkst, dat de zondaar uit zich zelf daartoe onmachtig is en genade van boven daartoe nodig heeft. Dat verstaat dan ook de ontdekte zondaar, als de eis des woords tot hem komt: "Geloof in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden", dat hij, zo min hij met zijn hand de sterren grijpen kan, zich zelf het geloof kan geven.
En toch wil hij van die eis niets afdoen. Maar juist dat moeten geloven en niet kunnen geloven; dat Christus moeten aannemen en niet kunnen, doet de smeekbede van die benarde vader in 't hart geboren worden: Heere! ik geloof, kom mijn ongelovigheid te hulp! Kent u u als zulk één en bent u niet vreemd aan deze bede? O houdt dan moed. Want juist als u u onmachtig voelt en het geloof mist om Christus aan te nemen, wil de Heere u die kracht geven en het zaligmakend geloof in u werken. Ja! dat doet Hij in al Zijn gekenden. Hij geeft ze allereerst behoefte aan, maar ook geloofskennis van Christus. Zij leren Hem kennen als de Algenoegzame maar ook onmisbare Zaligmaker, Wien te kennen het leven is, zowel bij aan- als voortgang. Wel is er verschil in trap en mate en zijn er kinderen, jongelingen, mannen en vaders ten opzichte van die kennis van Christus, maar allen, die door het ware geloof Christus mochten aannemen, bezitten er iets van. En hoe gering ook die kennis dan nog zijn moge; voor geen schatten zouden zij die aanvankelijke kennis van Christus meer willen missen. Nee, zij staan juist naar meerdere genade en verstaan het woord des apostels: Maar wast op in genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. 2 Petr. 3 : 18.
B. van den Berg in: De Wekker, 11 september 1936
Het kerkverband telde inmiddels een tweetal studenten, waarvan er één vermaand moest worden wegens te weinig betrokkenheid op de studie als voorbereiding op het predikambt.[*] Student Groen werd door ds. Salomons op uiterst bekwame wijze geëxamineerd in de dogmatiek. Daarna hield Groen een korte preek over Johannes 14: 19b en werd door hem een schriftelijke exegese gegeven over Psalm 127. Van Minnen stelde hem vragen over de vakken symboliek, homiletiek en catechetiek. Na een kort overleg werd Groen met grote eenstemmigheid (één stem tegen) toegelaten tot de bediening van Woord en Sacramenten. Het was een ontroerend ogenblik toen in de kleine kerkelijke formatie voor de eerste maal de lastbrief door Salomons werd uitgereikt.
Delft, 22 maart 1955
Eerwaarde broeders,
Hiermede hebben wij het genoegen u uit te nodigen voor de a.s. voorjaarsclassis te Bussum. Hierbij ingesloten gelieve u de agenda van deze vergadering aan te treffen.
Ds. J. Blankespoor uit Zwolle hoopt D.V. woensdag 13 april des avonds 8 uur de bidstond te houden. Voor verdere bijzonderheden verwijzen wij naar de agenda. De Heere spare ons allen en Hij schenke ons Zijne Geest, opdat wij in broederlijke liefde mogen samen zijn.
Besluitend met hart. br. groeten en Gode bevolen.
Namens de kerkenraad der roepende gemeente Delft
De scriba,
K. Sjoer, Loudonstraat 1 Delft
Classis 14 april 1955
Op woensdag 13 april 1955 werd door ds. Blankespoor, voorafgaand aan de classisvergadering de volgende dag, een bidstond geleid. . Blankespoor riep op om de Heere te zoeken in de weg van verootmoediging. "Dat de bede ons aller hart mocht vervullen: Heere wijs ons de weg, want wij weten de weg niet." De volgende dag bepaalde Salomons bij Efeze 4: 1-16 waarin het gaat over de eenheid van de gelovigen te Efeze in Christus. "Die eenheid mag niet ten koste gaan van de leer der waarheid." Hij wenste de gemeente toe "op te wassen in Christus zodat zij niet meer als kinderen heen en weer geslingerd worden op allerlei wind van leer. Beter is het als kerkgroep goed principieel weten wat we willen, dan dat we bang voor kerkbreuken zouden zijn. Wel vermaant de Apostel te handelen zoals er staat: waar voor God en daarom waar jegens elkander en alle anderen."



Preekbeurten ds. Blankespoor
Op 25 april 1955 schreef Blankespoor vanuit Zwolle een brief aan de kerkenraad van Delft waarin hij verzocht om enkele doordeweekse diensten in Delft te mogen vervullen:
Zwolle, 25 april 1955
Naar aanleiding van hetgeen ik gezegd heb vanwege mijn toestand, dat ik van maandag tot vrijdag tot werkeloosheid gedoemd ben, zou ik u beleefd willen vragen is het niet mogelijk om de spreekbeurten in de week te verdelen? U hoeft niet bezorgd te zijn over de reiskosten, want dat is bij mij niet de hoofdzaak, maar het gaat er mij om, om het Woord te prediken, want dat is mij opgelegd, en ik hoop dat u daar ook aan zult mede werken. De werkeloosheid is niet te dragen, daar onze gemeenten zo klein in aantal zijn, zou het goed zijn om in deze de beurten te verdelen. Ik vraag dit niet om mijzelf op te dringen, maar enkel en alleen uit het werk dat mij opgelegd is.
Hoogachtend
Uw vriend en br.
J. Blankespoor
Dit schrijven werd positief beantwoord maar met de mededeling dat dit in de resterende weken vóór de zomervakantie niet meer mogelijk was. In het najaar bij de vaststelling van het rooster van spreekbeurten zou met zijn verzoek rekening worden gehouden. In augustus 1955 kon, wegens vakanties van de beheerders van het gebouw waarin de diensten in Delft gehouden werden, nog geen afspraak gemaakt worden over een vaste dag in de week waarop het gebouw beschikbaar was. Vandaar dat er ook nog geen rooster opgesteld kon worden voor de doordeweekse diensten in de komende wintermaanden. Evenwel werd door de Delftse kerkenraad besloten voor donderdag 1 september 1955 ds. J. Blankespoor uit Zwolle uit te nodigen om in een dienst voor te gaan.[*]
Noten
[*] Hoekstein was uitgenodigd voor de classisvergadering van 13 april 1955, maar schreef op 9 april 1955 dat hij door een uitzonderlijke drukte periode verhinderd was om te komen.
Ds. Van Minnen schreef op 15 april 1955 aan student Hoekstein (1 dag na de classisvergadering) een brief met de mededeling "dat de classis de indruk heeft dat u zich niet innerlijk aan ons kerkverband verbonden voelt," en "als hier geen verandering in komt binnen al te lange tijd, zal de classis zich genoodzaakt zien de opleiding van u te beëindigen."
[*] Hille & Vermeulen schrijven ten onrechte dat ds. J. Blankespoor niet werd uitgenodigd om een doordeweekse dienst in Delft te vervullen. In de Schaduw van het kerkelijk leven, p. 189. Het was vanwege praktische redenen niet op korte termijn mogelijk.
Drachten, 13 mei 1955
Eerw. broeders
D.V. 7 juni 1955 hoopt cand. H. Groen bevestigd te worden in het ambt door de Wel. eerw. Heer Ds. v. Minnen van Huizen.
8 juni hoopt ds. Groen zijn intrede te doen. De diensten zullen beide avonden om 7.30 's-avonds in de doopsgezinde kerk Noorderbuurt 28 gehouden worden, waarbij wij de afgevaardigden van uw gemeente beleefd uitnodigen. Zou u wel even vroegtijdig terug willen schrijven hoeveel personen er komen en ook het aantal voor het nachtverblijf.
Met br. gr.
Tj. Jongsma
H. Groen bevestigd in Drachten
Op 7 juni 1955 werd kandidaat Groen bevestigd als predikant van de kleine gemeente van Drachten. Ds. Van Minnen sprak over Ezechiël 2: 24b "Ik zend u tot hen, en gij tot hen zult zeggen: Zo zegt de Heere HEERE." Groen deed intrede met een preek over Mattheus 13: 3-9, 'de gelijkenis van de zaaier'. De diensten vond plaats in de doopsgezinde kerk.
Twijzelerheide
Als predikant ijverde Groen voor contacten met de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Veenwouden. Onder leiding van ouderling A. Bijlsma en diaken D. Robijn werd een Christelijke Gereformeerde Gemeente in Nederland geïnstitueerd in Twijzelerheide. Groen en Van Minnen gingen hier voor en dit werd gewaardeerd. In 1966 nam men in Twijzelerheide een eigen kerkje in gebruik.
'Brandende' kwesties
Na twee jaar in Bussum gediend te hebben nam ds. Salomons in 1954 een beroep aan naar Hoofddorp. De gemeente van Bussum bevond zich niet in de meest comfortabele positie, want destijds kon het gebeuren dat ds. Salomons en Prof. Wisse op hetzelfde moment in Bussum voorgingen. De Christelijke Gereformeerde Kerk van Bussum werd gediend door ds. Jongeleen en had evenals Huizen destijds (nog steeds) een overwegend behoudend karakter. [*]
Jan Jongeleen (1879-1961) werd bekend door zijn lesboek over de Gereformeerde geloofsleer. Zowel prof. K. Schilder vanuit de Gereformeerde Kerken als ds. G.H. Kersten vanuit de Gereformeerde Gemeenten stelden hem onder kritiek. De eerste druk van het lesboek verscheen in 1927. In 1945 verscheen er een vierde herziene druk. Jongeleen publiceerde ook enkele historische boeken, was betrokken bij zending en evangelisatie en het politieke leven voor de ARP. Hij diende de gemeenten Noordeloos, Maarssen, Hilversum, Groningen, Apeldoorn, Noordeloos (tweede maal) en Bussum. Ondanks de confrontatie met ds. Kersten was het juist ds. Jongeleen geweest die binnen de gelederen van de Christelijke Gereformeerde Kerken had gepleit voor toenadering tot het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten. Op 13 mei 1961 overleed ds. Jongeleen en werd begraven in Noordeloos.



In Bussum heeft onze kerkenraad een samenspreking gehad met de kerkenraad van de Geref. Kerk. In het kerkenraadsverslag van de Geref. Kerk staat daarover te lezen — de betreffende passage ontlenen we aan ,,Centraal Weekblad" — ,,Van chr. geref. zijde ziet men wel principiële verschillen, zoals uit de discussie bleek. Men vreest daar dat de leer van de veronderstelde wedergeboorte bij de doop door ons nog aangehangen wordt en meende daarin grond te vinden in een uitspraak van ds. Lindeboom ergens. Men ziet dit als een kwestie van leven en dood. Hoezeer wij betoogd hebben dat zo dit ooit bij ons geleerd is, thans zeker niet meer en zulk een theologische kwestie zeker geen grond mag vormen voor gescheiden leven, vinden onze chr. geref. broeders dit niettemin een kardinaal punt. Wij hebben hier uitvoerig over gesproken, doch ik betwijfel of wij hen hebben kunnen overtuigen dat deze historische kwestie zeker geen kwestie meer is. Een ander bezwaar vormde de ethiek: wij zijn op sommige punten met de wereld meegegaan. De christelijke vrijheid is bij de christelijke gereformeerden meer gebonden. "We geven geen commentaar op dit bericht. Alleen blijkt er uit dat men van gereformeerde zijde maar moeilijk onze bezwaren kan begrijpen.
De Wekker, 1 november 1963
Noten
[*] Op zondagavond 19 mei 1946 nam Ds. M. Baan afscheid van de gemeente Bussum met een preek naar aanleiding van Deuteronomium 30:19. Het thema van de preek was: 'de prediking van leven en dood'. Zijn opvolger ds. J. Jongeleen werd op 9 december 1947 bevestigd door ds. M. Holtrop. Op 10 december deed ds. Jongeleen zijn intrede met een preek over Joh. 1: 29.
Zwolle, 9 september 1955
Geachte kerkenraad,
Gaarne wilde ik de beurt van 26 september verzetten naar 18 december, dan komt het voor ons gemakkelijker uit. Ik ben dinsdag in Vlaardingen geweest en daar werd mij gevraagd of ik in oktober een doopsdienst wilde houden. Zij wilden dat erg graag in het begin van die maand houden in verband met de winter die voor de deur staat. Verder hoop ik nog als de Heere ons spaart op de classis met u allen nog breder over deze zaak te spreken. Ik moet bekennen dat ik het erg goed gehad heb die eerste avond dat ik mocht voorgaan in de dienst des Woords. Ik mocht ondervinden dat er afnemers waren. Wat was het mij daar goed op die plaats. Ook dank ik u nog voor uw hartelijk ontvangst, en de liefde waarmede u beide mij omringde. Neen, ik zal Delft nooit meer vergeten. O, waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid. Ik hoop als de Heere het geeft in het jaar 1956 rekening te houden met de verdeling van de vacaturebeurten, en zo veel als in mijn vermogen is, u 's-zondags te helpen. Want denk niet dat er iets is dat ik die beurt verzet, maar ik kan niet anders in verband met mijn gemeente.
De hartelijke groeten en de zegen des Heeren toegebeden van uw vriend en broeder,
Ds. J. Blankespoor
Zwolle
(Ik raad u bijzonder aan te lezen de Lofzangen van Groenewegen, u wel bekend. En lees dan bijzonder de verzen: "Zoete banden die mij binden", en bepaal uw aandacht bij het 9de couplet)
Zwolle, 13 september 1955
Geachte vriend en broeder,
Dank voor uw hartelijke brief. De omstandigheden zijn zo, dat mijn kerkenraad op 25 september geen voorganger kan krijgen maar wel op 16 oktober. En daarom kan ik die datum niet weg. Nu was ik verleden week dinsdag in Vlaardingen en daar vroeg men mij of ik in oktober een doopsdienst wilde vervullen. Ik wist toen nog niet dat 25 september niet door zou gaan. Dat hoorde ik de volgende dag. Maar ik dacht dat het beter was om eerst naar Vlaardingen te gaan om daar op zondag die doopsdienst te houden en niet midden in de week, omdat de doop een zaak is voor de gehele gemeente. En of die beurt nu plaats vindt in oktober of in december dat is voor Delft hetzelfde. Nee, het is niet om Vlaardingen voor te trekken, maar ik zie daar een nuttigheid in voor de gehele gemeente. Wilt u mij dan per omgaande dat meedelen of u er mee verenigd zijt? Want juist om zulke dingen krijgt men moeilijkheden en die zijn te voorkomen, Weet dat ik zelf verlang een zondag is uw midden te verkeren. Ik heb het erg goed gehad en ik mocht gewaar worden, dat de Heere mij ondersteunde door de werking van Zijn Geest, Ik had nog veel te zeggen, maar ik hoop dat eenmaal te doen, wanneer wij elkander ontmoeten. Dus u schrijft mij per omgaande. Zo u doet is mij goed.
De hartelijke groeten en Gods zegen toegewenst van uw vriend en br.
Ds. J. Blankespoor.
Hoofddorp, 14 september 1955
Aan de kerkenraad der Christelijke Gereformeerde Gemeente te Delft
Eerwaarde broeders,
Toen ik laatst des zondags bij u was, heb ik gevraagd, hoe het na augustus nu met de weekbeurten ging. Daarop heeft br. Langstraat in tegenwoordigheid van br. Harperink gezegd, dat het plan was om mij in de laatste week van iedere maand, nl. de vierde week te laten optreden. Maar indien er vijf donderdagen in de maand zijn, dan zou ds. Blankespoor voorgaan. Maar ik zou daar nog wel bericht van krijgen. Nu loopt het langzamerhand naar de vierde donderdag van september, doch ik heb nog niets van u vernomen. Mag ik p.o. weten, of dit zo blijft, volgens de afspraak, of dat er soms andere besluiten zijn genomen? Ontvang inmiddels de hartelijke gr. van huis tot huis,
Uwe toegen. Ds. G. Salomons.
Instructie Huizen
Een kwestie die na het vertrek van ds. Salomons actueel werd was de vraag of het geoorloofd was om óók sprekers van buiten het kerkverband uit te nodigen. In Bussum was men er toe overgegaan "tot opbouw van de gemeente." De kerkenraad van Huizen stuurde op 16 september 1955 voor de classicale vergadering van 6 oktober 1955 de volgende instructie in: "De kerkenraad der Christelijke Gereformeerde Gemeente van Huizen N.H. spreekt zijn verwondering uit, dat in twee onzer gemeenten sprekers van buiten ons kerkverband optreden om het Woord Gods te bedienen en wel des zondags als in de week, dit buiten overleg en toestemming van respectievelijk de consulent en de classis. De kerkenraad bovengenoemd spreekt voorts uit: dat dit in strijd is met Gods Woord en de daarop gegronde Dordtse Kerkorde en verzoekt de classis inzake daaromtrent naar Gods Woord te handelen."
Drachten, 17 september 1955
Waarde br. Harperink,
9 oktober zou ik een beurt in Bussum moeten vervullen, maar gezien de situatie daar, heb ik geweigerd bij hen voor te gaan. (..) Waar ik nu deze zondag vrij heb, wil ik uw gemeente daarmee helpen, en die zondag is thans voor u bestemd. Wilt u mij nog z.s.m. berichten of dit kan? Hopelijk keert alles nog ten goede, maar anders moet de classis doorzetten en de kerkenraadsleden van Bussum schorsen. Het is jammer dat het zo loopt, maar wij moeten recht door zee gaan.
Met hr. groeten en Gode bevolen Uw toegenegen,
Ds. H. Groen
Bussum verlaat classis
Op 20 september 1955 schreef J.W. Hamelink "namens kerkenraad en gemeente van Bussum" een brief aan Van Minnen, met de mededeling dat men de band met het kerkverband verbrak. Aanleiding waren een tweetal brieven, respectievelijk van Salomons en Groen, waarvan de inhoud tijdens de laatstgehouden ledenvergadering was voorgelezen. De toon van deze brieven, die betrekking hadden op het voorgaan van ds. I.J. IJsselstein in de gemeente, waren niet in de smaak gevallen. De broeders uit Bussum wilden de instructies van de gemeente van Huizen respecteren, maar waren van oordeel: "dat de belangen van onze gemeente zwaarder wegen dan alle classisbesluiten, en gaat door met sprekers te verzoeken voor ons te willen optreden van wie getuigenis mag uitgaan dat zij God vrezen." Expliciet werd verwezen naar ds. I.J. IJsselstein (1904-1981) "die nota bene ook in Veenwouden eens per maand voorgaat, en die wij al jaren kennen ook in Gouda als ouderling."[*] Zijdelings werd nu ook ds. Blankespoor van Zwolle in de kwestie betrokken. Deze bleek de mening van Bussum te delen, namelijk dat Salomons in zijn schrijven en in de gesprekken met Hamelink over de schreef was gegaan. Blankespoor liet dit blijken in een brief die hij stuurde aan Delft en Vlaardingen. Omdat deze brief in Delft aan Salomons ter inzage gegeven werd, kon deze hierop reageren. Salomons gaf Blankespoor te kennen dat hij diens handelswijze afkeurde (een brief schrijven over een medeambtsbroeder zonder vooraf enige vorm van wederhoor te plegen) en wees hem er vervolgens op, dat hij niets buitensporigs gezegd had, maar slechts had meegedeeld, dat het niet nodig was een voorganger van buiten het kerkverband te zoeken, "daar ds. Blankespoor overvloedig tijd had."
Classis 6 oktober 1955
Voor de classisvergadering van 6 oktober 1955 waren vanuit Huizen als afgevaardigden aangewezen: ds. J.G. van Minnen en ouderling R. Bor (primi), H. van Effrink en T. Veerman (secundi) respectievelijk ouderling en diaken. Vanuit Zwolle: ds. J. Blankespoor (predikant) en E. Kolk als ouderling. Vanuit Drachten: ds. H. Groen en J. Veenstra (ouderling), T. Jongsma (ouderling) als secundus. Vanuit Hoofddorp: ds. G. Salomons en ouderling K. den Breejen (primi) en ouderling D.J. Boot en diaken G. Verbeek (secundi). Vanuit Vlaardingen: A. Bakker en G. Wapenaar beiden ouderling. Vanuit Delft: A.W. Langstraat ouderling en J. Harperink, diaken. Na Schriftlezing van Jeremia 1, gebed en openingswoord, werd uitvoerig over de kwestie Bussum gesproken. Alle afgevaardigden kregen gelegenheid zich uit te spreken. Een probleem voor sommige gemeenten is dat een deel van de mensen afhaakt als het leesdienst is. De vergadering was van oordeel dat men zich in deze niet door het gevoel mag laten leiden. De gemeenten Huizen, Delft, Vlaardingen, Drachten, Twijzelerheide deelden allen de mening "dat het erom gaat wat de Heere van ons vraagt." Een afgevaardigde uit Vlaardingen liet weten, dat men in zijn gemeente trouw onder de leesdiensten opkwam.[*] Ook in Drachten bleek dit het geval te zijn, al was men maar met een kleine kern.
"Ik weet wel, dat de nu ook zalige Van Minnen er soms als de kippen bij was om contact te zoeken met uitgetredenen uit andere kerken. Wat heb ik hem dikwerf mondeling, telefonisch en schriftelijk gewaarschuwd om toch niet zo haastig te handelen. De zaak bij deze en gene eens te laten overwinteren, maar mijn wapenbroeder meende dat Salomons te wantrouwend jegens anderen was."
G. Salomons

Drachten, 29 oktober 1955
Geachte br. Harperink
Donderdag hoop ik 12 uur in Delft aan te komen, maar daar de verbinding in Rotterdam slechts 3 minuten is moet de trein in Heerenveen op tijd zijn, anders wordt het een half uur later. Wat betreft de catechismuspreken is er een serie van Hervormde predikanten uit de Gereformeerde Bond 'Genade voor genade'. Uitgave v. Tol, f. 8,90. Ik ken ze zelf niet, maar wellicht kunt u eens informeren. Hopende een goede dag samen te hebben, zou het zo mogen wezen, dat we verbroken onder de goedertierenheden des Heeren, zelfs niets meer zijnde, Hem de eer mochten geven. Graag zou ik zien, dat ik 's-avonds om 10 uur weg kon, omdat ik de andere dag een bespreking heb met ds. Van Minnen en ook weer voor de avond in Drachten moet zijn. Met hartelijke groeten ook aan uw vrouw,
Ds. H. Groen
Unaniem werd de houding van Bussum afgewezen. Groot was de teleurstelling toen ook de gemeente van Zwolle zich besloot te onttrekken. Toen ds. Blankespoor zich nu ook genoodzaakt zag afscheid te nemen, wees ds. Groen hem op de ontstellende armoede van zijn argumenten. Bij dit alles bleef de broederlijke toon bewaard. Mogelijkheden voor een goede Catechismusverklaring werden genoemd, o.a. die van Gezelle Meerburg, Johannes van der Kemp, Bernardus Smytegelt, en H. Ferré en C. Brinkman.
T. Kroon uit Huizen
Tijdens een ziekteperiode van ds. Van Minnen[*] werd op 12 april 1956. T. Kroon voorgedragen "om hem te onderzoeken op roeping en genadestaat t.o.v. de dienst des Woords en der sacramenten - of voor een stichtelijk Woord te spreken naar artikel 3 der DKO." Met algemene stemmen werd besloten dat Kroon, die sinds korte tijd het ambt van ouderling bekleedde, in Huizen een voorlopig preekconsent te verlenen naar art. 3 DKO, terwijl ook besloten werd dat ds. Van Minnen hem onderwijs zou geven in homiletiek en exegese. "Gebleken is dat Kroon daar niet veel van af weet." Over een halfjaar zou besloten worden hoe verder gehandeld moest worden met Kroon. De classis was van oordeel, dat artikel 3 wel tijdelijk gehandhaafd kon blijven, maar dat dit niet het einddoel mocht wezen. Voor artikel 8 DKO achtte de vergadering hem niet geschikt. Vlaardingen bracht een instructie in op de classis: "de kerkenraden van de gemeenten die een eigen predikant hebben, zeer ernstig en met drang te verzoeken deze predikanten acht vrije zondagen te geven ten bate van de vacante gemeenten." De kerkenraad van Huizen deed het voorstel zo mogelijk voor iedere classisvergadering een bidstond te houden.
Ds. Smits weer naar Sliedrecht
In januari 1956 nam ds. C. Smits in Grand Rapids het beroep aan naar de Christelijke Gereformeerde Kerk Sliedrecht. Dit zou zijn derde termijn in deze gemeente worden. Op Hemelvaartsdag 10 mei 1956 arriveerde Smits met zijn vrouw en kinderen in de haven van Rotterdam. Dezelfde avond vond de bevestiging plaats door ds. M. Baan van Dordrecht. Een groot aantal predikanten woonden de dienst bij: Dit waren behalve de bevestiger: W. Baaij, G. Blom, G.J. Buijs, H.C. van der Ent, N. de Jong, L. Kieboom en Joh. de Waal.
Noten
[*] Isaac Jan IJsselstein werd op 17 mei 1904 in Gouda geboren. Hij kerkte bij ds. R. Kok in Gouda. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verkeerde hij enige tijd in krijgsgevangenschap. Hem waren toen de woorden voorgekomen uit Psalm 91: 7 "Aan uw zijde zullen er duizend vallen, en tienduizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken." Tijdens een bombardement in de omgeving waar hij gevangen zat, zag hij er inderdaad velen omkomen. Zelf mocht hij in mei 1945 na twee jaar krijgsgevangenschap in Tsjecho-Slowakije naar huis terugkeren. Kort daarop werd hij gekozen tot ouderling in de Gereformeerde Gemeente van Gouda. Intussen had hij ook werkzaamheden gekregen met het predikambt. Met een attestatie van de Goudse kerkenraad meldde hij zich verschillende malen bij het curatorium, maar werd afgewezen. Nadat moeilijkheden ontstaan waren tussen hem en dr. C. Steenblok bedankte hij in 1948 als lid en werd lid van de Oud Gereformeerde Gemeente van Krimpen aan den IJssel waar toen ds. M.A. Mieras predikant was. Op 27 juli 1948 werd hem op grond van artikel 8 DKO preekconsent verleend binnen de Oud Gereformeerde Gemeenten. Op 20 oktober 1949 werd hij als lerend ouderling in Apeldoorn bevestigd. In februari 1953 onttrok IJsselstein zich met zijn gemeente aan het kerkverband van de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Op 4 juni 1953 bevestigde ds. P. Overduin van de Gereformeerde Gemeente in Hersteld Verband hem tot predikant. Tevergeefs zocht hij opnieuw toelating als predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten. In 1959 vertrok hij naar een vrije Christelijke Gereformeerde Gemeente in Schiedam. Later zal ds. IJsselstein nog een keer ter sprake komen omdat er in 1973 nog enig contact geweest is tussen de gemeente van Delft en deze predikant.
[*] Het merkwaardige deed zich voor dat ds. Salomons in september 1959 weer enkele malen voorging in een gebouw aan de Landstraat in Bussum. Rond 1960 stopt dit weer en werden hier sprekers uitgenodigd als ds. Wijnmalen, dhr. Kruithof, ds. Haverkamp, ds. Lekkerkerker, etc.
[*] In mei 1948 vertrokken Willem Hamelink (1903-1983) en diens echtgenote Dirkje Neeltje Paans met hun 10 kinderen als doopleden vanuit Gouda naar Bussum. In Gouda waren zij dus evenals ds. I.J. IJsselstein daar tot 1948 lid geweest van de Gereformeerde Gemeente en vanwege moeilijkheden rond dr. Steenblok vertrokken. Als zodanig waren zij in de periode 1952-1955 in de Chr. Geref. Gemeente van Bussum terecht gekomen. Hamelink was ook actief in de SGP en werd gekozen als ouderling.
[*] Toch bleef dit een punt van discussie omdat Vlaardingen op de classisvergadering op 2 oktober 1957 zelf ook een voorstel deed om eventueel sprekers van buiten het kerkverband uit te nodigen in verband met de nood van de gemeente.
[*] Op 13 juni 1956 schreef ds. Van Minnen aan de kerkenraad van Delft: "Ik ben op medisch advies met gebruik van medicijnen voor enkele weken uitgegaan." [namelijk naar Katwijk waar de familie Pontier - moederszijde - woonde]
Hoofddorp, 7 mei 1956
Waarde br. Harperink,
Mijn plan is D.V. a.s. donderdag te komen met de trein, die 15:41 te Delft stopt. Ik zal dan om kwart voor vier bij u zijn. Als u zo vriendelijk wilt zijn een taxi te bestellen, die bijvoorbeeld tien minuten voor vier aanwezig is, dan kunnen we gezamenlijk naar de kerkzaal rijden. Na de dienst heb ik geen taxi nodig; wanneer ik zorg niet langer dan anderhalf uur te preken kan ik gemakkelijk te voet de trein van Delft naar Leiden halen. Mocht er nog enige vertraging in het treinverkeer zijn, vanwege de drukte, maakt u zich dan niet ongerust; ik kom in ieder geval eerst naar uw huis. Indien u een andere regeling beter acht, bijvoorbeeld direct van het station per taxi naar de kerkzaal, dat is mij ook goed, maar dan moet uw vrouw dat grote stuk lopen, terwijl de chauffeur ons toch wegbrengt. Daarom acht ik mijn eerste voorstel het beste; mocht u er anders over denken dan bericht u mij dat s.v.p. nog wel even? Excuseert u mij, dat ik op het adres niet gezet heb de voorletter van uw persoonsnaam? Ik kon zo gauw geen brief van u vinden, waarop deze vermeld stond. Ontvang met uw vrouw de hartelijke groeten van uwe u toegen.
Ds. G. Salomons.
P.S. Heb ik het goed, dat ik op mijn kalender lees 2de Pinksterdag Delft; trouwens dat hoor ik donderdag wel van u.
Huizen, 11 juli 1956
Waarde br. Harperink,
D.V. hoop ik zondag 29 juli a.s. in de gemeente [Delft] voor te gaan en alsdan ook het Heilig Avondmaal te bedienen. Geve de Heere, dat Hij als dan door Zijn Woord en Heilige Geest in het midden van ons moge zijn, als die Koninklijke Gastheer voor kreupele Mefiboseths.
Zaterdag 28 juli ongeveer tussen acht en negen 's-avonds hoop ik te uwent aan te komen.
Van harte wens ik dat 't u beide goed moge gaan; naar het lichaam bovenal naar de ziel. De Heere is zo rijk voor wie almeer Zijn armoe en ongeluk beleeft.
Met h. gr. van huis tot huis
uw dw.
Ds. J.G. van Minnen
Ds. Van der Bijl naar Gereformeerde Gemeenten
In juni 1956 legde ds. P. van der Bijl als predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Leerdam zijn ambt neer en meldde zich aan bij de Gereformeerde Gemeenten. Wel diende hij achteraf nog een bezwaarschrift in bij de classis Utrecht, maar vanwege zijn vertrek kon deze niet meer in behandeling worden genomen. Ds. Van der Bijl kreeg naar eigen zeggen steeds meer moeite met de z.g. 'drieverbondenleer' en verklaarde op de classis Dordrecht van de Gereformeerde Gemeenten in september 1956 "dat er naar zijn overtuiging, niet drie, maar twee verbonden in de Schrift geleerd worden betreffende des mensen eeuwige staat. Dit maakte het voor hem onhoudbaar in de Chr. Geref. Kerken, waarom hij aansluiting zocht bij de Gereformeerde Gemeenten in Nederland." Van Christelijke Gereformeerde zijde werd hier tegen ingebracht: "onze kerken hebben nog nooit een synodale uitspraak betreffende de leer der Verbonden gedaan, en nog nooit iemand om de leer van 'twee' verbonden afgezet. Daarom heeft dit heengaan geen wettig motief."[*]
Preekconsent br. Kroon ingetrokken
Op 2 augustus 1956 schreef ds. G. Salomons een brief aan alle gemeenten dat ds. Van Minnen in overleg met hem en ds. Groen zich genoodzaakt zagen br. Kroon zijn preekconsent voorlopig weer te ontnemen. "U moet niet denken, dat ds. Groen en ondergetekende zich in deze zaak hebben laten beïnvloeden door ds. Van Minnen, maar dat dit ons onafhankelijk oordeel is. Dit schrijven namens ons drieën* geschreven. Heilbiddend en br. groetend. Uwe u toegen. ds. G. Salomons." *t.w. ds. J.G. van Minnen, ds. G. Salomons en ds. H. Groen
Ds. Van Minnen neemt afscheid van Huizen
In augustus 1956 nam ds. Van Minnen een beroep aan naar Delft.[*] Aan zijn tweede achtjarige verblijf in Huizen kwam hiermee een einde. Ds. Van Minnen nam afscheid van de gemeente in Huizen met een preek naar aanleiding van Psalm 31: 16 "Mijn tijden zijn in Uw hand."


Noten
[*] De Wekker, 1 juni 1956
[*] Pieter van der Bijl studeerde in dezelfde periode (de jaren dertig) in Apeldoorn als J.G. Van Minnen. Zie biografische schets Jacob Gerardus van Minnen deel 1 en deel 2. De gemeente van Leerdam volgde ds. Van der Bijl niet. Al eerder, in 1942, verliet wel een deel van de gemeente onder leiding van oefenaar D.L. Aangeenbrug de Christelijke Gereformeerde Kerken om zich vervolgens aan te sluiten bij de Gereformeerde Gemeenten. Ds. Van der Bijl volgde het voorbeeld van ds. G.A. Zijderveld die een jaar eerder in Amerika ook overging naar de Gereformeerde Gemeenten.
Prof. Van der Schuit schreef op 15 april 1955 in De Wekker: "Ds. Zijderveld. De naam van deze predikant kunt u wel schrappen. Deze predikant is overgelopen naar de buren. Een "buurman" was zo vriendelijk en die tuin van de buren zo aanlokkelijk, dat ds. Zijderveld over het tuinhek klom. Immers tussen de Old Chr. Ref. Church en de Nederl. Ger. Gemeenten in Amerika is een hek zonder poort. Er is geen "correspondentie" tussen deze kerken in Amerika. Vooral met "buurman" Hegeman moeten vriendelijke connecties zijn aangeknoopt, eer dat deze dominee het waagde om over dat hek te klauteren. Ik zal hier maar niet beslissen, of het aan de tuingrond of aan de tuinman ligt, misschien wel aan allebei, waarom deze tuinman de benen heeft genomen. Wel kan ik nog vermelden, dat kerk en pastorie door het correcte en tijdige optreden van Ds. Smits uit Grand Rapids eigendom van de gemeente in Artesia (California) zijn gebleven. Ds. Hamstra zal na ds. Smits in de maand April de kerk van Artesia dienen. Ik hoor, dat ook Ds. Densel zich bereid heeft verklaard de kerk van Artesia te helpen. Maar nu weet in elk geval de lezer van ons Jaarboek, wat hij of zij op blz. 79 heeft te doen. De naam van ds. Zijderveld moet daar geschrapt. Ik hoop niet, dat wij nog meer namen moeten schrappen van hen, die over het tuinhek klimmen. Ik houd van goede tuinlui, maar ik heb een hekel aan hekkespringers."
[*] Deze kwestie kreeg een verdere behandeling op de classisvergadering van 4 oktober 1956
[*] Beroepsbrief aan ds. J.G. van Minnen, 16 augustus 1956
Hoofddorp, 20 augustus 1956
Aan de kerkenraad der Christelijke Gereformeerde Gemeente te Delft
Eerwaarde broeders,
Thuisgekomen van Delft schoot het mij te binnen, dat ik een kleine bemerking heb op de door mijzelf opgestelde beroepsbrief. Er staat in 't geheel niets in over de door ds. Van Minnen te maken reiskosten, als hij, zodra hij zijn intrede ten uwent heeft gedaan, elke week naar en van Delft moet reizen, zolang hij nog geen woning in Delft heeft. M.I. spreekt het vanzelf, dat deze reiskosten voor de gemeente zijn en boven het in de beroepsbrief genoemde traktement moeten worden uitbetaald. Het zijn toch kosten, die ds. Van Minnen maakt ten behoeve van de gemeente. Het is best mogelijk, dat u bij het lezen van dit briefje denkt: Och, ds. dat had u ons niet behoeven te schrijven, dat wisten we zelf ook wel. Des te beter, nietwaar? Maar neemt u het mij dan niet kwalijk, dat een zekere over bezorgdheid het opgemelde u deed toekomen.
Met heilbede en br. gr.
Ds. G. Salomons
Huizen, 30 augustus 1956
Aan de kerkenraad der Christelijke Gereformeerde Gemeente te Delft
Eerw. broeders en gemeente,
Wanneer ik nu u schrijf dat ik 't beroep naar uw gemeente heb aangenomen, is dit geen opwelling van een moment, maar een zaak die reeds in december 1955 haar begin heeft gekregen: in verbinding aan uw gemeente en losmaking van eigen gemeente. Dit heeft thans zijn beslag gekregen in een beroep van uwentwege en aanvaarding daarvan mijnerzijds.
En laat ons verder geen grote woorden gebruiken, maar verwaardige de Heere ons allen te samen heel klein te zijn of te worden en diep te buigen en biddend af te smeken: of de Heere in onze overkomst naar u, Zijn Naam wil verheerlijken en ons te samen genadig wil zijn bij aanvang en voortgang. Genadig wil zijn in en door de grote Zender Zijner knechten en de enige Opperherder van arme dwaalzieke en hulpeloze schapen. Genadig wil zijn er nog toe te brengen tot de schaapskooi van Christus of er in te onderhouden of te leiden. De Heere brenge ons en houde ons door Zijn Woord en Heilige Geest op de knieën, in deze donkere tijden met de bede: Heere gedenk onzer naar de grootheid uwer barmhartigheid in de Zoon uwer liefde in Wien ook Uw recht opgeluisterd is. De Geest der genade en der gebeden lere ons voor en met elkander verkeren aan de troon der genade.
Met hartelijke groet, Gode in alles bevolen.
Uw D.V. toekomstige herder en leraar, die dit alleen kan zijn door Gods genade.
Ds. J.G. van Minnen
Veenendaal met ds. Kok naar Chr. Geref. Kerk
Op de zaterdagavond gehouden vergadering van lidmaten van de Geref. Gemeente van ds. R. Kok te Veenendaal is besloten het voorstel van de kerkenraad om aansluiting te zoeken bij de Chr. Geref. Kerk aangenomen. Slechts enkele leden wilden hun beslissing nog opschorten om zich nader te bezinnen. De gemeente van ds. Kok telt ongeveer 1500 leden,[*] de Chr. Geref. kerk van Veenendaal ongeveer 1100 leden. Het is de bedoeling dat beide gemeenten zelfstandig blijven, zodat er twee Chr. Geref. Kerken in Veenendaal zullen zijn, de Chr. Geref. Kerk Hoofdstraat en de Chr. Geref. Kerk Beatrixstraat.[*]
Trouw, 25 september 1956
Classis 4 oktober 1956
In 'het zaaltje Veerman' in Huizen waren op 4 oktober 1956 aanwezig de brs. A. Bakker, G. Wapenaar en A. van den Bosch (Vlaardingen) vanuit Delft: de brs. A.W. Langstraat, P. Langstraat en J. Daamen, vanuit Drachten: K. Jongsma en Van der Gaag, vanuit Huizen: de brs. B. van der Wal en J. Bos, vanuit Hoofddorp: D.J. Boon, evenals de predikanten G. Salomons, J.G. van Minnen en H. Groen. Ds. G. Salomons opende de vergadering met het zingen van Psalm 119: 9 en ging voor in gebed. Tijdens dit gebed werd ds. Groen opgedragen waarvan inmiddels bekend was, dat die ernstig ziek was. Hierna las ds. Salomons Amos 7: 1-13. De aanwezigen bepaalde hij bij de verzen 4 en 5 "Wijders deed mij de Heere HEERE aldus zien; en ziet, de Heere HEERE riep uit, dat Hij wilde twisten met vuur; en het verteerde een groten afgrond, ook verteerde het een stuk land. Toen zeide ik: Heere HEERE, houd toch op; wie zou er van Jakob blijven staan? Want hij is klein!"
Na vaststelling moderamen, lezing en vaststelling van de notulen en behandeling ingekomen stukken werd door de gemeente van Drachten A. van der Galiën gepresenteerd met het verzoek "een onderzoek in te stellen naar roeping en genadestaat." Salomons gaf aan "dat deze zaak goed bekeken moest worden." "Reeds drie maal hebben wij een teleurstelling ondervonden. Veronderstel dat wij ja zeggen, dan moeten wij voorwaardelijk aanvaarden en in dat geval van jaar op jaar in de classis volgen met voorbehoud altijd de vrijheid behouden te weigeren." Toch oordeelde de vergadering uiteindelijk over deze broeder niet ongunstig. Bij stemming bleken alle broeders voor toelating. Van Minnen: "Ik heb weleens meerdere en grotere woorden gehoord, maar ook groter was de weg van de teleurstelling." Salomons gaf aan: "verblijd te zijn, niet teveel gehoord te hebben en geen grote stappen met zevenmijlslaarzen. De vreze Gods in beginsel." Ook de broeders uit Vlaardingen gaven aan: "vrijmoedigheid te hebben om deze br. te aanvaarden." "Zijn geloof getuigt van kinderlijke eenvoud." Hierna brachten ook de anderen afgevaardigden hun stem uit en dit oordeel was in dezelfde geest. Als begeleider tijdens de studie, die drie jaar zou duren, werd ds. Groen aangewezen. Student Van der Galiën werd hierop toegesproken in hartelijke bewoordingen door ds. Van Minnen.
Groen stelde voor om een vaste scriba te kiezen. Voorgesteld werd A.W. Langstraat van Delft die met algemene stemmen als zodanig werd benoemd. Van Minnen deelde mee, dat hij de gemeente van Huizen ging verlaten en een beroep had aangenomen naar Delft. De afgevaardigden uit Delft gaven aan een kleine gemeente te zijn, maar verblijd te zijn met de komst van de predikant. De afgevaardigde uit Hoofddorp gaf aan dat alles in de gemeente wel was. Ds. Salomons mag deze gemeente momenteel dienen. In Drachten was men blij met ds. Groen die hier veel werk verricht. Wel ervaarde men "tegenkanting vanuit de plaatselijke Christelijke Gereformeerde Kerk." In Vlaardingen had men niet te klagen over de opkomst. "Bij preeklezen verootmoediging des harten waargenomen.
In de gemeente van Huizen waren problemen gerezen. Niet door tegenkanting van de plaatselijke Christelijke Gereformeerde Kerk, want de verhoudingen met ds. C. den Hertog en diens opvolger F. Bakker, waren goed. De dreiging kwam hier van binnenuit en deze kwestie kwam nu aan de orde. T. Kroon, die tijdens de voorjaarsclassis van 1956 preekconsent had ontvangen, was betrokken geraakt als bemiddelaar bij een zakelijk geschil tussen twee broeders waarvan tenminste 1 kerkenraadslid. Ds. Van Minnen die met zijn gezondheid te kampen kreeg was naar familie in Katwijk gegaan (Pontier). Tijdens de afwezigheid van Van Minnen zou het optreden van Kroon niet voor verbetering hebben gezorgd, maar de situatie zijn verergerd. Kroon werd voorlopig geschorst als kerkenraadslid en zijn preekconsent opgeschort. Net voordat dit aan Kroon zou worden meegedeeld bedankte hij als lid. De rust werd hersteld maar de schade was niet gering. De overgebleven leden en ambtsdragers wensten zich te scharen onder leiding van de kerkenraad van Hoofddorp. Huizen werd een station van de gemeente Hoofddorp. Na enige tijd werd besloten aan deze situatie een einde te maken en gingen de leden van Huizen over naar Hoofddorp. Alle giften die bestemd waren voor de kerkbouw in Huizen werden, voor zover bekend, aan de gevers en geefsters teruggegeven.[*]

Bevestiging ds. Van Minnen in Delft
De datum van bevestiging van ds. Van Minnen in Delft werd vastgesteld op 17 oktober 1956. De bevestiger ds. Salomons nam als tekst 1 Korinthe 4: 1 "Alzo houde ons een ieder mens, als dienaars van Christus, en uitdelers der verborgenheden Gods." Intrede van ds. Van Minnen volgde op 18 oktober 1956. Hij nam als tekst Zefanja 3: 18: "De bedroefden, om der bijeenkomst wil, zal Ik verzamelen, zij zijn uit u; de schimping is een last op haar." Er werden toespraken gehouden tot de bevestiger en tot de gemeente door ds. G. Salomons, ds. Groen en br. B. Van der Wal uit Huizen. A.W. Langstraat van Delft besloot de plechtigheid en gaf Psalm 119: 9 op om in enigszins gewijzigde vorm te zingen: "Doe bij Uw knecht weldadigheid, o Heer', Opdat hij leev', Uw woorden moog' bewaren. En dat Uw Geest hem ware wijsheid leer'. Zijn oog verlicht', de nevels op doe klaren; Dat zijne ziel de wondren zie en eer', Die in Uw wet alom zich openbaren."

Herinnering H. Hille
"Door uittreding uit de Christelijke Gereformeerde Kerk van Delft ontstond een Christelijke Gereformeerde Gemeente in Nederland. Ds. J.G. van Minnen werd er predikant, maar had nog geen woning, dus hij had een logeeradres nodig. De meeste leden woonden in Den Hoorn of Schipluiden. Ds. Van Minnen had evenwichtsstoornissen en kon de wandeling vanuit die dorpen naar Delft moeilijk volbrengen. Daarom kregen mijn ouders -hoewel ze niet tot de gemeente behoorden- de vraag of de predikant bij ons kon logeren. Het zou maar voor korte tijd zijn, maar het duurde meer dan een jaar, want er was nog woningnood en het stadsbestuur werkte niet erg mee. (..) Het stimuleerde mijn belangstelling voor de kleine kerkgeschiedenis."
Terdege, 10 oktober 2012
Noten
[*] Herdenkingsboekje van deze gemeente geeft aan dat de gemeente bij de aansluiting telde: 562 en 617 leden, totaal 1179
[*] Op 21 september 1951 ging de ledenvergadering in Veenendaal akkoord met een verzoek van Deputaten van de Christelijke Gereformeerde Kerken tot het houden van een samenspreking met de kerkenraad op 29 november 1951. Van Christelijke Gereformeerde zijde waren aanwezig: Prof. L.H. van der Meiden, Prof. J.J. van der Schuit, ds. L.S. den Boer, ds. J. Jongeleen, ds. W. Kremer, ds. W.F. Laman, ds. J.C. Maris en ds. J.H. Velema. Pas na jaren daarna werd een definitief besluit genomen tijdens de ledenvergadering van 11 augustus 1956 om aansluiting te zoeken bij het kerkverband van de Christelijke Gereformeerde Kerken. De classis Amersfoort verleende op 9 oktober 1956 toestemming. Een veertigtal gezinnen hadden bezwaren tegen deze aansluiting en keerden terug naar het verband van de Gereformeerde Gemeenten in een zelfstandige gemeente. De oorspronkelijke Christelijke Gereformeerde Kerk in de Beatrixstraat kreeg de naam 'Bethelkerk' en de gemeente van ds. Kok de naam 'Pniëlkerk.'
[*] Aan deze gemeente in Huizen kwam in 1958 een einde. Door de kerkenraad van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Huizen werden tot in de jaren zestig nog behoudende predikanten beroepen waaronder H. van Leeuwen, N. de Jong, G. Blom, W.F. Laman, J.C. van Ravenswaaij.
H. Groen (1917-1957)
Op 21 januari 1957 kwam het bericht binnen van het overlijden van ds. Groen. Ds. Groen werd slechts 39 jaar. Op zijn kortstondig ziekbed had hij veel mogen getuigen en gemeenteleden die hem bezochten waren onder de indruk van zijn vrij- en blijmoedigheid. Het wegvallen van ds. Groen betekende een grote klap voor de prille gemeenten en het kleine kerkverband. Ds. Groen had veel werk in Drachten en Twijzelerheide mogen verrichten. Ook was hij betrokken bij de opleiding van student van der Galiën. Op classisvergadering wijdde ds. Salomons er enige woorden aan: "Ds. Groen is ons door de dood ontvallen. De wegen van de Heere zijn voor ons soms zo onbegrijpelijk. We hebben de neiging om te denken, dat de Heere met ons alleen maar van kracht tot kracht voortgaat. Maar de wegen van de Heere zijn hoger dan onze wegen en Zijn gedachten hoger dan onze gedachten."


Westzaan
Naar wij vernemen heeft de classis Amsterdam der Chr. Geref. Kerken het verzoek van de Geref. Gemeente te Westzaan om toegelaten te worden tot het verband van de Chr. Geref. Kerken ingewilligd. De Geref. Gemeente te Westzaan telt 97 belijdende en 79 doopleden.
Trouw, 7 juni 1957
Klaas van Twillert
Op de agenda stond een preekvoorstel van student Van der Galiën en bespreking over eventuele uitzending wanneer het preekvoorstel daartoe opening zou geven. Verder een verzoek van Drachten en Vlaardingen om meerdere preekbeurten per jaar aangezien deze gemeenten het door het vacant-zijn moeilijk hebben. Vlaardingen deed een voorstel: "minimaal 1 x per maand of indien dit niet mogelijk is in verband met de nood toestemming om op zondag andere predikanten (van buiten het kerkverband) te laten voorgaan in onze gemeenten." De Friese gemeenten en in het bijzonder die van Drachten kwamen door het wegvallen van ds. Groen in een schrijnende situatie. Na enige tijd melde zich Klaas van Twillert afkomstig uit de Christelijke Gereformeerde Kerk van Bunschoten. Klaas van Twillert was een zoon van Jacobus van Twillert en Hendrikje Nagel. Rond 1937 was er een ommekeer in zijn leven voltrokken na een sterfgeval in de familie. De prediking van ds. J.H. Velema die stond in Bunschoten tussen 1946 en 1951 sprak hem aan. Hij noemde deze later "een Christocentrisch prediker." Na een persoonlijke worsteling of hij wel daadwerkelijk geroepen was werd de roeping tot het predikambt hem als ware opgelegd met de woorden uit Jesaja 58: 1 "Roep uit de keel, houd niet in, verhef uw stem als een bazuin en verkondig mijn volk hun overtreding en het huis Jacobs hun zonden." Het was toen 26 oktober 1956.

Van Twillert wenste via de route van artikel 8 DKO toegelaten te worden (singuliere gaven). Hierover besloot hij in gesprek te gaan met ds. M. Vlietstra die in het naburige Eemdijk stond. Op de classis hield hij een proefpreek over Jesaja 55: 1, maar werd niet aangenomen. De weg naar het predikambt leek dood te lopen, maar van een vriend kreeg hij het advies dat hij naar ds. Van Minnen moest gaan. Hier zag hij erg tegenop. Ds. Van Minnen had zich immers van de Christelijke Gereformeerde Kerken losgemaakt. Dit werd door velen gezien als een groot schandaal. Moest hij naar zo'n iemand gaan? En bovendien, zou hij hier dan wel toegelaten worden? Zijn bezoek aan ds. Van Minnen bleek echter boven verwachtingen. Van Twillert verklaarde hierover het volgende: "Ik heb mijn verhaal aan hem verteld en met diepe ontroering zei hij dat God zijn gebeden verhoord had. Ik was de man die hij zocht! Die middag thuis jubelde mijn ziel! Mijn vrouw en ik waren zo verblijd in God!"
Wie geen gat in de lucht sprongen waren de ouders van br. Van Twillert en verdere familie. Zij trokken zijn roeping in twijfel en vonden dat hij "te graag dominee had willen worden." En dat nog wel in het kerkverband van een dominee die de Christelijke Gereformeerde Kerken had verlaten. Het was een schande voor de familie! Ook de gehele kerkelijke gemeente van Bunschoten keek hem met de nek aan. Dit deed hem en zijn vrouw erg veel pijn. Kort daarop preekte Van Twillert voor het eerst op verzoek van ds. Van Minnen in Vlaardingen. Na deze eerste preken werd de proponent op meerdere plekken gevraagd. Ook sprak hij tijdens een bijeenkomst voor de SGP in de Gereformeerde Gemeente van Meeuwen. In het hoge Noorden - in Drachten en Twijzelerheide - werden zijn preken niet zonder reserve ontvangen. Ook de weduwe van ds. Groen had bezwaren tegen zijn prediking. Ds. Salomons schreef naar aanleiding van deze bezwaren een brief waarin hij het advies gaf: "de kandidaat de tijd te gunnen en niet te vergelijken met wijlen ds. H. Groen." Dit advies werd ds. Salomons dusdanig kwalijk genomen dat geen van de predikanten nog in Twijzelerheide mocht voorgaan. Op 19 februari 1958 kwam op een kerkenraadsvergadering in Delft ter sprake, of het niet wenselijk was of Van Twillert ook eens in Delft, op één van de vrije zondagen van ds. Van Minnen, zou kunnen preken. Dit werd echter 'door omstandigheden' vooralsnog uitgesteld

Op de classisvergadering van 16 september 1958 gehouden in Bussum werd Klaas Twillert door de gemeente van Hoofddorp gepresenteerd "als lidmaat onzer gemeente om hem naar artikel 8 van onze kerkorde te onderzoeken naar genadestaat, roeping, geloofskennis en singuliere gaven om hem na gehouden onderzoek en gebleken geschiktheid tot het predikambt in onze kerk toe te laten." Na een gehouden onderzoek naar roeping en genadestaat, een preekvoorstel over Psalm 34: 7 en examinatie werd br. K. van Twillert op artikel 8 DKO beroepbaar gesteld.
Toch had Van Twillert geen onverdeeld positieve basis binnen de gemeenten. Op een bijeengeroepen classis-contracta op 31 oktober 1958 in Hoofddorp, waarbij alleen afgevaardigden uit Delft en Hoofddorp aanwezig waren met een mandaat van Drachten en Vlaardingen, kwam het probleem aan de orde in verband met het voorgaan van de heer K. van Twillert. Twijzelerheide had bericht dat geen van de predikanten aldaar mocht voorgaan zolang er geen schuld was beleden door ds. Salomons inzake diens schrijven aan mevr. Groen, lidmate van de gemeente Drachten. Ds. Salomons las tijdens de classisvergadering zijn brief voor "die zoveel stof heeft doen opwaaien bij de vrienden van mevr. Groen te Drachten en in Twijzelerheide." Na voorlezing van de brief van ds. Salomons sprak de classis unaniem uit, dat daar niet onredelijks, onwaars of beledigends in stond. Besloten werd dat ds. Salomons de volgende dag telefonisch met de broeders van Twijzelerheide contact zou opnemen en de bevindingen van de classis met hen doornemen.
Ook in Vlaardingen ontstond onrust toen Van Twillert het beroep naar deze gemeente aannam[*] Evenwel zat tijdens de bevestiging op 11 december 1958 het kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente van Vlaardingen vol. Gemeenteleden, kerkenraden, zelfs familieleden die over hun schaduw waren heen gesprongen, evenals een bus vol met sigarenmakers woonden de dienst bij waarbij ds. Van Minnen preekte over dezelfde tekst als destijds bij kandidaat Groen, uit Ezechiël 2: 4b "Ik zend u tot hen, en gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de Heere HEERE!"

Brief Dordrecht aan zustergemeenten
De kerkenraad van de Chr. Geref. Kerk te Dordrecht zendt in december 1958 een brief aan alle zusterkerken waarin bezwaar gemaakt wordt tegen de verhouding tussen de Chr. Geref. Kerk en de Geref. Kerk vrijgemaakt in Eindhoven. De kerkenraden van de Chr. Geref. kerk en van de Geref. kerk (vrijgem.) in Eindhoven vonden elkaar, hoewel ze niet tot volledige overeenstemming kwamen, op diverse punten. De verschillen in de prediking oordeelden zij een kwestie van klimaat en van gescheiden leven over 60 jaar. Zij hebben nu elk aan eigen zusterkerken een schrijven gezonden met opwekking contact met elkander op te nemen om te proberen elkaar te vinden. Dit heeft de kerkenraad van de Chr. Geref. Kerk in Dordrecht aanleiding gegeven een brief aan de zusterkerken te sturen waarin verontrusting over deze verschijnselen wordt uitgesproken. Wat Eindhoven gedaan heeft is een doorkruising van het werk van de Chr. geref. deputaten en in strijd met de uitspraak van de Chr. geref. synoden. De kerkenraad van Dordrecht is van mening, dat er een groot verschil bestaat tussen de Chr. Geref. en de Vrijgemaakte Geref. kerken in methode en inhoud van de prediking en in de kerkopvatting van laatstgenoemde. In de Chr. geref. kerken is altijd de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking geaccentueerd. Hier moet het grootste verschil tussen beide kerken gezocht worden. Een verschil, dat men niet zonder meer door samenspreking of gemeenschappelijke diensten kan oplossen noch door het stellen of opheffen van bepaalde formules. De kerkenraad van Dordrecht heeft daarom de zusterkerken met klem opgeroepen in een tijd van nivellering de wacht te betrekken bij de Chr. Geref. beginselen.