Deel 4

Christelijke Gereformeerde Gemeenten in Nederland

In de periode 1952-1975

Het kerkelijk jaar 1964: Wat is het verschil tussen de christelijke gereformeerden en andere kerken? Wat is er veranderd in de afgelopen vijftien jaar?, Goud zilver en brons: Een visie op de Nadere Reformatie (1964), Ds. F. Bakker (1919-1965), Uitnodiging Oud Gereformeerde Kerk Dordrecht, Zwijndrecht met ds. E. Venema verlaat CGK 1ste bespreking 22 juni 1965, Kerkelijke weg ds. Hennephof, Evangelisatie via de televisie, Bewustwording rechtvaardigmaking niet hetzelfde als moment van wedergeboorte, De 3 kenmerken van de ware kerk, Belijdenis en avondmaal, 2de bespreking 19 oktober 1965, Orde des heils, Verbondsgedachte, Heilshistorisch en exemplarisch,  Statenvertaling of een nieuwe vertaling, Landelijk Comité behoud der Statenvertaling, Ds. Van Minnen neemt afscheid van Delft


"Wij hebben een heel nieuwe manier van denken gekregen. Wij zijn in nieuwe denkruimten terecht gekomen. Voor sommigen valt het niet mee om al die veranderingen positief te aanvaarden. Zij maken bezwaar. Zij vergeten dat vele gereformeerden alleen gereformeerden konden blijven, omdat er op al die tientallen punten die wij noemden een omwenteling is gekomen. Velen van ons zouden in een onveranderde gereformeerde kerk niet kunnen ademhalen."

Okke Jager 


"Er kan wel een erkennen van Gods Woord zijn, maar dan naar eigen idee en goedvinden. Als wij zo leven kunnen wij vele vrienden maken en hebben. Gods Woord moet beleden en beleefd worden in de juiste harmonie al zal het op aarde nooit volmaakt zijn. Er is geen verwachting van onszelf maar alleen van God. Dan is er een breken van eigen kracht en werkheiligheid, opdat er met Paulus een roemen zal zijn: Als ik zwak ben dan ben ik machtig."

J.G. van Minnen


"Er zijn er die zeggen, dat de rechtvaardigmaking, al van eeuwigheid plaats gevonden heeft. Maar dat kan gewoon niet. Immers de mens kan van eeuwigheid niet geloven. (Er is wel van eeuwigheid een besluit tot rechtvaardigmaking.) Anderen zeggen de rechtvaardigmaking heeft plaats gevonden in de opstanding van Christus. Toen is Christus gerechtvaardigd en de Zijnen met Hem. En dat is waar in zekere zin, maar niet de rechtvaardigmaking waarover in zondag 23 gesproken wordt. Het gaat hier over de rechtvaardiging door het geloof. De personele rechtvaardigmaking vindt plaats in de tijd, en wel nadat de Heere de zondaar zaligmakend roept. Bij de levendmaking of de wedergeboorte is de mens passief. Maar in de weg van de heiligmaking kan de zondaar komen, door de activiteit van het geloof, tot de bewustheid, gerechtvaardigd te zijn."

A.W. Langstraat


Het kerkelijk jaar 1964

Wat is het verschil tussen de christelijke gereformeerden en andere kerken?

In deze tijd van oecumenisch streven wordt menigmaal gezocht naar hetgeen samenbindt en niet naar hetgeen scheidt. Voor allebei is misschien wel eens iets te zeggen. We kunnen immers wel eens al te veel zien op hetgeen ons gescheiden houdt, zodat we voorbijgaan aan zoveel dingen, waarin we één zijn. Van bepaalde zijde wordt ook wel eens opgemerkt, dat die gereformeerde belijders toch ook wel erg verdeeld zijn en dat er zoveel "soorten" gereformeerden zijn. Trouwens die gereformeerde belijders leven ook gescheiden van elkaar. Waarom zijn die dan niet één en wat is eigenlijk het verschil tussen die gereformeerde groeperingen.

In De Sleutel, het orgaan van de christelijke gereformeerde jongeren, wordt een en ander nader belicht vanuit christelijk gereformeerd standpunt. Ds. J. H. Velema probeert puntige antwoorden te geven op de vraag: Wat is het verschil tussen de Christelijke Gereformeerde Kerken en de andere kerken van gereformeerde belijdenis? De kroniekschrijver vindt het interessant om daar eens naar te luisteren. Wanneer deze chr. geref. predikant zijn kerk gaat vergelijken met de Gereformeerde Kerken, komt hij tot de volgende punten:

1. De beschouwingen en als gevolg daarvan de behandeling van de kinderen der gemeente.

Geref.: Ze delen in de wederbarende genade van de Heilige Geest.

Chr. Geref.: ze hebben de belofte van het Verbond, maar deze belofte moet in de weg van wedergeboorte en geloof verwerkelijkt worden in hun leven.

2. Het belofte-begrip.

Geref.: de belofte draagt de vervulling reeds in zich.

Chr. Geref.: de belofte en de vervulling van de belofte dienen onderscheiden te worden; er zijn ook kinderen, in wier leven de belofte helaas niet vervuld wordt en daarmee moet ook gerekend worden in de beschouwing en behandeling.

3. De beschouwing van de gemeente.

Geref.: de gemeente is de gemeente der gelovigen, die uitverkoren en wedergeboren is, al moet op ernstig zelfonderzoek worden aangedrongen.

Chr. Geref.: de gemeente is de Verbondsgemeente, die krachtens haar belijdenis gelovend moest zijn; echter wordt meer rekening gehouden met de werkelijkheid van het Verbond en de mogelijkheid dat kinderen van het Verbond en het Koninkrijk buitengeworpen zullen worden.

4. De prediking.

Geref.: de prediking dringt sterk aan op het leven als christenen.

Chr. Geref.: de prediking dient "geestelijk" te zijn, d.w.z. geestelijke leiding te geven; ontdekkend te zijn, niet alleen in de heiligmaking, maar ook aan de wortel van onze ellende; doch ook vertroostend, opbouwend, de volle Christus verkondigend.

5. De Heilige Geest.

Er is geen verschil over de belijdenis van de Heilige Geest. Toch liggen de verschillen tussen beide kerken in de praktijk in een verschillende visie op het werk van de Heilige Geest.

Geref.: het werk van de Heilige Geest wordt meer algemeen gezien en komt in de prediking op de achtergrond.

Chr. Geref.: het werk van de Heilige Geest, de weg tot het leven uit Christus moet in prediking en ambtelijke bearbeiding een plaats hebben."

De Vrijgemaakte Kerken en de Gereformeerde Gemeenten.

Ds. Velema laat ook het verschil zien tussen de christelijk gereformeerden en de vrijgemaakten en de Gereformeerde Gemeenten.

Ten aanzien van de eersten tekent hij de verschillen als volgt:

1. De toeëigening des heils.

Vrijgemaakt: deze toe-eigening vindt plaats in de prediking; Woord en Geest worden gelijkgesteld. Schenking en deelachtigmaking gaan in elkaar op.

Chr. Geref.: de toe-eigening vindt plaats door de werking van de Heilige Geest, Die dit doet door het Woord, maar niet zo dat die toe-eigening met het horen naar de prediking is gegeven. We moeten persoonlijk werkzaam worden met de God der belofte, opdat zo het Verbond wordt ingewilligd.

2. De kerk.

Beide kerken onderschrijven de belijdenis over de kerk art. 27-29 N.G.B. In de praktijk zijn er dc volgende verschillen:

Vrijgemaakt: de kerk krijgt bijzonder grote nadruk; de indruk wordt gegeven dat het behoren tot de ware kerk de belangrijkste zaak is; eveneens wordt sterk door velen de indruk gegeven dat er maar één ware kerk is. Samenwerking met andere kerken wordt hierom afgewezen.

Chr. Geref.: het is niet alleen belangrijk tot de ware kerk te behoren, maar ook of we een waar lid van die kerk zijn; de kerk krijgt daardoor niet dat accent als bij de Vrijgemaakten het geval is. Er kunnen meer ware kerken zijn, die elkaar dan moeten zoeken en uiteindelijk één moeten worden. T.a.v. andere kerken hebben we een profetische roeping, hetgeen samenspreken met andere kerken insluit en samenwerking op bepaalde gebieden niet uitsluit.

Wat de Gereformeerde Gemeenten betreft komt

hij tot de volgende verschilpunten:

1. Het Verbond.

Geref. Gemeenten:

er zijn twee verbonden, nl.: het werkverbond en het genadeverbond. Het verbond der verlossing en het genadeverbond zijn in wezen één.

Chr. Geref.:

er zijn drie verbonden, nl. het verbond der verlossing, het werkverbond en het genadeverbond. Het verbond der verlossing is wel de grondslag van het genadeverbond, maar is principieel daarvan onderscheiden: Immers het verbond der verlossing is een verbond tussen de drie goddelijke Personen; het genadeverbond is een verbond tussen de Drie-enige God en de mens.

2. Bondelingen.

Geref. Gemeenten:

alleen de uitverkorenen zijn bondelingen; de doop is teken en zegel van een uitwendig verbond.

Chr. Geref.:

het genadeverbond is opgericht met de gelovigen en hun zaad; de belofte van het verbond komt alle bondelingen, of ze zalig worden of niet, op gelijke wijze toe.

3. Uitverkiezing.

Geref. Gemeenten:

de prediking staat onder de beheersing van de uitverkiezing; scherp onderscheid wordt gemaakt tussen de belofte en het aanbod van genade (conflict ds. R. Kok).

Chr. Geref.:

de prediking is van Gods belofte en richt zich tot heel de gemeente, die opgeroepen wordt in geloof en bekering de beloften en eisen van het Verbond te gehoorzamen."

Tot zover ds. Velema. Ik geef hier nu verder maar geen commentaar bij. Ik zou alleen willen zeggen, dat er onder de christelijke gereformeerden ook aanzienlijke verschillen zijn. Er is een vleugel die dicht tegen de Gereformeerde Kerken aanligt en een vleugel, die meer naar rechts contacten en gemeenschap zoekt. Maar dat is algemeen bekend. Er kunnen onder de gereformeerde belijders modaliteiten worden aanvaard, als het maar geen richtingen worden.


1964
1964
Okke jager, geboren op 23 april 1928 in Delft was een vlotte vooruitstrevende predikant binnen de Gereformeerde Kerken.
Okke jager, geboren op 23 april 1928 in Delft was een vlotte vooruitstrevende predikant binnen de Gereformeerde Kerken.

Wat is er veranderd in de afgelopen vijftien jaar? 


Iemand die dertig jaar weg geweest is uit ons land, was onlangs enkele weken te midden van zijn familiekring in het oude vaderland. Hij had vroeger behoord tot de Gereformeerde Kerken, maar hij sprak als zijn oordeel uit, dat daar erg veel veranderd was. Iemand die hem dat hoorde zeggen, bestreed dit krachtig. Maar de vakantieganger was niet te overtuigen. Vroeger was het anders en naar zijn mening ook beter en gereformeerder. Dat het anders is geworden lees ik nu ook in een krantenknipsel, dat me is toegezonden en dat ik hier maar doorgeef, daar het uit een onverdachte bron komt, een predikant van de Gereformeerde Kerken zelf:

"De Haarlemse gereformeerde predikant dr. Okke Jager heeft kort geleden uiteengezet dat de gereformeerden tegenwoordig over allerlei dingen anders denken dan vroeger. Met bepaalde opvattingen hebben zij zich voorheen totaal vergist. Wij hebben op minstens dertig punten een andere kijk gekregen", verzekerde hij in zijn kerkblad."

Prompt daagde iemand hem uit om die dertig punten dan maar eens op te noemen. Dr. Jager heeft die uitdaging aanvaard en noteert nu een hele lijst.

"Wij hebben een nieuwe kijk gekregen op de zondagsviering, de christelijke vrijheid, de gezinsgrootte, de vrouw in het ambt, de toneelkunst, de balletkunst, de dekolonisatie, het onzinnige van het gebruik van atoomwapens, het lezen van moderne literatuur, de waardering van het lichamelijke, de waarde van de sport, de oecumene, de verhouding van zending en politiek, de verhouding van jeugd en evangelisatie, de methode van preken, de catechisatieboekjes, de predikantstraktementen, de evangelisatiemethoden, de theologische opleiding, de werkwijze der genade, de gevaren van de schorsing en afzetting van predikanten, het maatschappelijk werk, het werelddiaconaat, de jonge kerken, de verhouding Rome-Reformatie."

Ook in theologisch opzicht denkt men vandaag anders dan vroeger. Vraagstukken als de uitverkiezing, de erfzonde, de berusting, het berouw van God, de Geestesgaven, de verhouding van natuur en genade, de uitleg van het scheppingsverhaal, de bergrede, enzovoort.

Er is ook een verschuiving gekomen in de christelijke politiek: "Wij gaan verder in de lijn van Talma en Idenburg in plaats van in de lijn van Colijn en Schouten, zowel ten aanzien van Indonesië als van de sociale zorg; wij willen nu het gesprek met de communisten en de federalisten van Europa."

De lijst is lang niet volledig. Bijna alles is in de laatste vijftien jaar veranderd. In het kerkelijke leven zijn de nieuwe Bijbelvertaling en de nieuwe psalmberijming nog maar kleinigheden. Wij hebben een heel nieuwe manier van denken gekregen. Wij zijn in nieuwe denkruimten terecht gekomen. Voor sommigen valt het niet mee om al die veranderingen positief te aanvaarden. Zij maken bezwaar. Zij vergeten dat vele gereformeerden alleen gereformeerden konden blijven, omdat er op al die tientallen punten die wij noemden een omwenteling is gekomen", schrijft Okke Jager. "Velen van ons zouden in een onveranderde gereformeerde kerk niet kunnen ademhalen."

Tot zover dit knipsel. Ik voor mij betreur deze ontwikkeling zeer, daar mede hierdoor de gereformeerde belijders in ons land zover uiteen gegroeid zijn. Daarbij vraag ik me af of allen nog wel gereformeerd zijn, die zich gereformeerd noemen.

Kroniekschrijver.

Gereformeerd Weekblad, 3 mei 1964

Goud, zilver en brons

Een visie op de Nadere Reformatie (1964)

Wij onderscheiden drie perioden in de geschiedenis der nadere reformatie. Toen n.l. na de dagen van de synode van Dordrecht (1618-1619) toenemend verval, leerheiligheid en slordigheid in de levenswandel zich openbaarden, heeft inzonderheid een groep van godvruchtige mannen, onder leiding van Voetius, n.l. Essenius, Hoornbeek, de predikanten Teelinck, v.d. Boogaart, v.d. Velde, Lodensteijn, Amesius, Wittewrongel en Koelman, zich opgemaakt om in Gods kracht een dam op te werpen tegen het toenemende afval en wereldgelijkvormigheid en opgeroepen tot beoefening van de ware godsvrucht. Het was toen het gouden tijdperk van de Nederlandse piëtistische stroming of nadere reformatie, waarin het om de piëtas (vroomheid), de godzaligheid te doen was. Tot in de 18e eeuw werkte deze zuivere stroming nog door in Comrie en Holtius. Het leefde bij hen: "Ecclesia reformata semper reformanda" d.w.z.: de gereformeerde kerk moet steeds weer gereformeerd worden. Vandaar hun felle protesten tegen tal van misbruiken, volkszonden en "paapse stoutigheden". Ze drongen aan op preciesheid in de levenswandel. Het leven behoort tot eer van God in overeenstemming gebracht te worden met de Heilige Schrift. De kern van de praktijk der godzaligheid is de persoonlijke gemeenschap met God in Christus. De aanvang van het geestelijk leven (wedergeboorte en bekering) en de storingen (geestelijke verlatingen) krijgen alle aandacht. Bij de schrijvers der nadere reformatie nemen bezinning omtrent eigen zielenheil, waarbij de blik naar binnen is gekeerd, zielsanalyses en beschrijvingen van persoonlijke beleving een grote plaats in. Men streed voor een strenge sabbatsviering, hield vast aan voortdurende overdenking der Heilige Schrift (meditatie), vaste gebedstijden, ernstig zelfonderzoek en geestelijke oefeningen. Er ging dan ook onder leiding van Voetius grote kracht van deze beweging uit in de eerste tijd van haar bestaan. Er werd geluisterd naar deze strenge stemmen. Toch werd het grote ideaal, de kerk tot een tweede reformatie te leiden, niet bereikt. Na het sterven van Voetius en Koelman treedt er een inzinking in. Men noemt dit de zilveren periode. Er beginnen zich reeds sporen van afwijking af te tekenen. Toch zijn er nog vele godvruchtige mannen, die de gereformeerde waarheid liefhebben en verdedigen. Wij noemen hier Brakel, Smytegelt, v.d. Groe, Hellenbroek, Myseras, Borstius, e.a. Duidelijk komt de tegenstelling tussen het gouden en het zilveren tijdperk hierin uit, dat men in de eerste periode (de gouden) vroeg naar de vruchten van het waarachtig zaligmakend geloof en in de tweede (zilveren) periode naar de innerlijke werkingen des Geestes. En dan wel zo, dat men i.p.v. de roeping van de gelovige in Gods kracht kloeke daden te doen en te wandelen met God in de weg Zijner geboden, in een nieuwe gehoorzaamheid, nu steeds meer de vraag ging stellen: "Is er wel geloof? Is 't geen verbeelding?" Hierdoor werd stelselmatig de twijfel aangewakkerd, en de zwakgelovige heen en weer geslingerd, zodat hij in bekommering voortleefde. Daarna volgt echter een tijdperk, dat de lijn (zoals ds. Jongeleen schreef) in de Nadere Reformatie eenzijdig wordt doorgetrokken door Schortinghuis met de uitgave van zijn: "Innig Christendom", waarin de vijf "dierbare nieten" een plaats vinden. Het tijdperk van de allegorische prediking breekt aan en de "tale Kanaans" viert hoogtij. Nu is 't het bedroevende, dat niet de gedachtewereld van "de geestelijke verlatingen" van Voetius of "De vruchtbaar makende Wijnstok, door Christus" door Joh. Teelinck, maar veel meer "Het innig Christendom" van Schortinghuis overal onder het volk ingang vond.[*] Voorts ging het van kwaad tot erger. Tegen de bedoeling en opzet van de nadere reformatie in, verzeilde men op bijpaden van het individualisme en laat men de maatstaf van het objectieve steeds meer los. Mensen, die korter of langer tijd in de bekommernis leefden en maar niet tot zekerheid konden komen, streefden naar het ontvangen van gezichten, dromen en ingevingen. Men komt tot een geringschatten van de Heilige Schrift, de sacramenten en de kerk. De gezelschappen worden steeds meer conventikels die zich afzetten tegen de kerk en het ambt en een scherpe scheiding trekken tussen natuur en genade, de wereld maar de wereld lieten en zich als de dopersen met een "boekje in een hoekje" terugtrokken. Wel komt men op voor een strenge wettische sabbatsviering: men mag op zondag niet wandelen (Kuipers), geen warm eten gebruiken (Hondius), ja alle spijzen na zaterdagavond 8 uur bereid, zijn verboden (Th. à Brakel). Zelfs in het uiterlijk optreden, in de levenswandel, moeten kenmerken uitkomen. Men moest het hoofd laten hangen als een "bieze", z'n taal met diepe verzuchtingen vergezellen, z'n woorden uitspreken op een temende wijze en op zalvende toon.[*] Hier is men dan wel zeer ver verwijderd van de blijdschap en vrucht van het geloof, door de reformatie aangeprezen en door de eerste (gouden) nadere reformatie benadrukt. Toch kunnen wij hier niet bij blijven stilstaan. In de 19e eeuw was er weer een teruggrijpen naar de schrijvers der nadere reformatie. Met uitzondering van enkele excessen verliep deze beweging waardig en kalm. Het is met name vrucht der Afscheiding (1834), dat het volk de stichtelijke lectuur van de mannen der nadere reformatie leert lezen. Vooral bepaalde "vaderen" genoten voorkeur bij velen van het volk, dat uit het diensthuis werd uitgeleid. 

J. van Dijken (Biezelinge) in: De Wekker, 13 maart 1964

Gerardus Puppius Hondius (1666-1740)
Gerardus Puppius Hondius (1666-1740)

Noten

[*] Jan van Dijken (1902-1975) was predikant in Aalten, Ouderkerk aan den Amstel en Kapelle Biezelinge. 

[*] Op de Schooldag van 1938 sprak ds. Jongeleen overwegend met waardering over "Het Piëtisme van Wilhelmus Schortinghuis." Volgens het verslag zette ds. Jongeleen uiteen: "hoe het er op het einde der 16e en in het begin der 17e eeuw op het kerkelijk erf uitzag. Men meende verstandelijk alles te kunnen beredeneren, maar het werk Gods in de redding des Zondaars werd verdoezeld. Op de troon kwam het intellectualisme en in die weg kreeg men het uitwendig, burgerlijk Christendom. Men wist alles en men kon alles. In zulk een tijd trad Schortinghuis op. Hij studeerde aan de Groninger Universiteit en werd in 1723 op 23-jarige leeftijd predikant te Weener in Oost-Friesland. Hij kreeg daar als ambtgenoot Dr. Klugkist, een piëtist, wiens volgelingen in het algemeen "fijnen" werden genoemd. Ds. Schortinghuis moest in de eerste tijd van het Piëtisme niets hebben. Ds. Klugkist vermaande hem ernstig en die vermaning was middel, dat ds. Schortinghuis bekeerd werd en van dat ogenblik af werd hij een talentvol verdediger van het Piëtisme. Spreker wees er in dit verband op, dat de waarachtige bekering voor ieder mens noodzakelijk is, maar in het bijzonder voor de dienaar des Woords. Als de blinde de blinde leidt vallen beiden in de gracht. Spr. ging vervolgens na hoe Schortinghuis naar voren bracht, zoals de Heilige Schrift leert, de 'totale onmacht van de mens en hoé hij opkwam voor de beleving der waarheid.. Hij deed dit in woord en geschrift. In 1740 gaf hij zijn hoofdwerk: "Het innige Christendom" uit, waarin hij in de 14e samenspraak handelt over de vijf nieten. Nu ontbrandde er een felle strijd en spreker legde er de nadruk op, dat Schortinghuis in die strijd het recht aan zijn zijde had. Bij de beantwoording van de vraag of Schortinghuis voor eenzijdigheid bewaard is gebleven, wees spr. er op, dat wij hier zeer voorzichtig moeten zijn, en dat al is het waar dat ds. Schortinghuis in zijn schrijven over de bewuste vijf nieten aanleiding gaf tot de mening dat in de wedergeboorte een geheel nieuwe mens geboren wordt naast de oude mens, hij dit toch weer niet zo bedoeld heeft." Zie: Christelijke Gereformeerde Kerk tussen 1892-1946

[*] Temende is op klagende en zeurende toon spreken.

[*] Binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk is in de periode na de Tweede Wereldoorlog een geleidelijke maar zekere afname te zien qua waardering van de Nadere Reformatie wat met name te zien is in de visie van dr. T. Brienen in het proefschrift: De prediking van de Nadere Reformatie, een onderzoek naar de klassificatiemethode binnen de prediking van de Nadere Reformatie (1974). In hervormd-gereformeerde kring was het C. Graafland en diens leerlingen die de mening uitdroegen dat de gereformeerde theologie van de zeventiende en achttiende eeuw ten opzichte van Luther en Calvijn in scholastieke en piëtistische wateren verzandde. "De oude schrijvers waren de dragers van een ontsporing die tot op de dag van vandaag zou voortduren" Zie dr. B.J. Spruijt Oud-Hervormd, Ds. Jan. Felix (1824-1904) het reveil in Friesland, en de strijd om de Nederlandse Hervormde Kerk (2022), p. 23

F. Bakker (1919-1965)

"Gods engelen hebben zijn ziel naar Boven geleid. Welk een licht van Gods genade straalde over dat ziek- en sterfbed." (J.G. van Minnen)
"Gods engelen hebben zijn ziel naar Boven geleid. Welk een licht van Gods genade straalde over dat ziek- en sterfbed." (J.G. van Minnen)

Op zaterdag 2 januari 1965 overleed ds. Frans Bakker, geboren op 9 maart 1919 in Wolphaartsdijk. Hij werd in 1956 predikant in Huizen. Vanaf 1959 stond hij in Driebergen. Na een periode van ziekte nam hij afscheid van zijn gemeente met een meditatie uit 2 Korinthe 4: 7. Ds. L.S. den Boer schreef in het kerkelijk jaarboek: 

"Een bezoek bij deze eenvoudige christen was een bevrijdend genot. En hoe velen, uit allerlei kerken, hebben hem bezocht. Voor ieder had hij een vriendelijk woord en een bemoediging. Die kinderlijke eenvoud was het sieraad van deze prediker."

Noten

[*] Zie voor ds. F. Bakker De minste der broederen: uit het leven van ds. N. de Jong, ds. M. Baan, ds. P. Sneep, ds. F. Bakker en dhr. A. van Rossem (De Groot Goudriaan, 2010) door ds. H. van der Ham

Van ds. Bakker verschenen de volgende uitgaven: GebedsgestaltenHet eeuwige woordHoort naar IsraëlWat onder u gesproken is. Deze boekjes hadden grote bekendheid en ontbraken in vrijwel geen enkele boekenkast. Recent zijn nieuwe boekjes verschenen. 

Museumstraat Dordrecht met links kerkgebouw Oud Gereformeerde Kerk
Museumstraat Dordrecht met links kerkgebouw Oud Gereformeerde Kerk

In januari 1965[*] ontstonden contacten met de Oud Gereformeerde Kerk rondom ds. B. Hennephof (1896-1970).[*] Tweemaal werden er officiële samensprekingen gehouden met deze kerkelijke groepering om te onderzoeken of men "in broederlijke liefde en onder Gods zegen" tot een fusie zou kunnen komen. 

Uitnodiging Oud Geref. Kerk Dordrecht

Op 11 januari 1965 lag op de kerkenraadstafel in Delft opnieuw een uitnodiging op tafel, nu van de kerkenraad van de Oud Gereformeerde Kerk van Dordrecht[*], om aanwezig te zijn op de classisvergadering van genoemde kerk. Dit om te zien of er wellicht mogelijkheden waren tot samensprekingen. Predikant van de Oud Gereformeerde Kerk van Dordrecht was Berend Hennephof.

Op 16 september 1943 was Hennephof met zijn gemeente in Scheveningen, Dordrecht en een afdeling in Monster buiten de Federatie van Oud Gereformeerde Gemeenten komen te staan. Hierna was Hennephof begonnen met het organiseren van een eigen kerkverband waarin zijn gemeente in Dordrecht met enkele andere gemeenten in Colijnsplaat[*], Scheveningen[*], Monster[*], Oud-Beijerland[*], Hoofddorp[*] en Giessendam[*] werd verenigd. Aan het einde van het jaar 1953 werd ds. Hennephof ziek. Het kerkverband van ds. Hennephof raakte hierna in verval. In 1956 waren alleen de gemeenten Dordrecht, Colijnsplaat en Oud-Beijerland overgebleven. In deze hoedanigheid zocht de kerkelijke groepering nu toenadering tot de Christelijke Gereformeerde Gemeenten in Nederland. De kerkenraad van Delft was bereid tot een kennismaking en lichtte de gemeente Hoofddorp hierover in. Ook in het verzoek of ds. Van Minnen voorafgaand aan de classisvergadering van 22 juni 1965 in Dordrecht wilde preken zagen de Delftse broeders geen enkel bezwaar. 

Zwijndrecht met ds. E. Venema verlaat CGK

In februari 1965 verbrak ds. E. Venema met een groot deel van zijn gemeente (700 leden) de band met de Christelijke Gereformeerde Kerken. In zijn verklaring liet hij blijken bezwaren te hebben tegen de ontwikkeling binnen kerken en de verschuivingen, die zich voordoen alsook tegen besluiten van de Generale Synode. Gevormd werd een Christelijke Gereformeerde Kerk in Hersteld Verband.[*]  De redactie van De Wekker keerde de zaak om en schreef: "Terecht is er in een dagblad op gewezen dat er geen bezwaren van Zwijndrecht waren tegen de Chr. Geref. Kerken, maar bezwaren tegen ds. Venema en de kerkenraad van Zwijndrecht. Dat zijn de nuchtere feiten. Tegen deze achtergrond valt er een bedenkelijk licht op deze daad, die als scheurmakerij moet worden getypeerd. Geen enkele ambtsdrager mag op deze willekeurige, individualistische wijze het kerkverband verbreken.[*]"

De zondag nadat ds. Venema was uitgetreden met het merendeel van de gemeente Zwijndrecht, kwamen elders 300 kerkgangers bijeen die binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken wilden blijven. In de dienst ging ds. C. Smits van Sliedrecht voor. De zondag daarop werden door ds. M.S. Roos van 's-Gravenzande de nieuwe ambtsdragers bevestigd. 

1ste bespreking 22 juni 1965

Op dinsdag 22 juni 1965 waren op de classisvergadering namens de Oud Gereformeerde Kerk in Colijnsplaat aanwezig de brs. J.P. Schippers en De Munter, namens de Nederduits Gereformeerde Gemeente in Oud-Beijerland de broeders H. Baars en De Regt, namens de Oud Gereformeerde Kerk van Dordrecht ds. B. Hennephof, Korpershoek, G. Paans, A. Nelemans, Buizerd, J. van Gelderen, D. Kreukniet en A. Evera. Als gasten waren aanwezig namens de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Delft ds. J.G. van Minnen, P. Langstraat, A. Deijs, A.W. Langstraat, J. Langstraat en namens de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Hoofddorp de brs. G. Barten, J. van Minnen en D.J. Boot. De vergadering stond onder leiding van ds. B. Hennephof. 

10 juli 1965
10 juli 1965

Na de opening met zingen, Schriftlezing en gebed verwelkomde ds. Hennephof de gasten en sprak de hoop uit tot nadere samenwerking van de gemeenten alhier vertegenwoordigd. Naar aanleiding van een vraag van br. Kreukniet werd gesproken over de leer van de algemene verzoening. "De algemene verzoening is de gedachte dat God wel zo goed is, dat niemand van goede wil verloren zal gaan. God vergadert echter, volgens de vergadering, een nieuwe wereld uit alle natiën, tongen en geslachten. Het aanbod is algemeen, want God heeft geen lust in de dood van de mens, maar dat zij zich bekeren en leven. Dit is iets wat van onze zijde niet te begrijpen is, maar alleen te geloven."[*] "Het willen begrijpen is in onze kringen de ellende en het niet willen wordt niet verstaan. Door de doop zijn alle gedoopten kinderen des koninkrijks, daar ook Ezau door de besnijdenis geheiligd was. Maar de doop is niet alles, het is een heenwijzing en een pleitgrond naar en op het alleen zaligmakend zoenbloed van Jezus Christus. Van deze heiliging zal ons rekenschap gevraagd worden. Daarom staat er in Gods Woord dat de kinderen des Koninkrijks buitengeworpen zullen worden. Van deze uitverkiezing wordt veel misbruik gemaakt. De verborgenheden zijn voor de Heere onze God en de geopenbaarde voor ons en onze kinderen. Het geloven wordt dan een verstaan en het wonder wordt gezien dat ik nu uitverkoren ben." "Als er geen uitverkiezing was dus alleen algemene verzoening of helemaal geen verzoening, dan hoeft er niet gepreekt te worden. Laat ons aller bede zijn: Heere, ik geloof. Kom mijn ongeloof te hulp. Zo wordt geloven niets te zijn voor die grote God en kunnen wij niets anders als alleen goed te spreken van die God." Na deze bespreking werd er met elkaar een broodmaaltijd gebruikt waarvoor br. Barten (Hoofddorp) een zegen vroeg.


Wij strijden niet tegen één ding, trouwens moeten in het geheel niet tegen "dingen" strijden. Dan houden we de "dingen" over zonder de waarheid van Gods Woord. En daar doen we heus niets mee. De strijd gaat voor de bewaring van het toebetrouwde pand. In een tijd, dat alles er op uit is om zelfs die strijd belachelijk voor te stellen, willen we dat blijven benadrukken. De kanttekenaren hebben onder dat pand verstaan "de gezonde leer des geloofs". En u moogt het van mij anders verklaren, maar zeker is het dat dit pand met die rechte leer te maken heeft.[*]

D. Slagboom


B. Hennephof
B. Hennephof

Kerkelijke weg ds. Hennephof

Hierna vertelde ds. B. Hennephof in het kort hoe het kwam dat hij met drie gemeenten op zich zelf was komen te staan. Vanaf 1922 was hij met de oude ds. C. Jonge bezig geweest om verschillende Oud Gereformeerde Gemeenten in het land samen te voegen.[*] Met de meeste predikanten binnen deze kring bleek hij echter niet eensgeestes, want zij hadden kritiek geuit op zijn prediking tijdens een classicale vergadering. "Het grootste strijdpunt was dat zij zeiden dat zij Ledeboerianen waren, maar niet onderschreven "dat ds. Ledeboer op grond van Gods Woord zei, dat als er een bewust weten is dat wij het eigendom van de Heere zijn dat wij dan wedergeboren zijn."


Evangelisatie via de televisie 

In 1950 schreef ds. W. Kremer in De Wekker over het gebruik van radio en televisie. Hij refereerde aan het feit, dat de Gereformeerde Gemeenten dit laatste medium voor hun leden censurabel stelden. Ds. Kremer schreef de angst voor deze 'nieuwe cultuuruitvindingen' te begrijpen. Maar het voorbeeld van de Gereformeerde Gemeenten wilde hij niet (nog) navolgen. "Wij zullen straks ten aanzien ook van deze cultuuruiting op eigen wijze de weg hebben te zoeken." Kremer zag vooralsnog meer heil in het leggen van de verantwoordelijkheid bij het gezin. "Kerkelijke uitspraken zijn hier m.i. overbodig." In 1956 ontstond op de Generale synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken "een bespreking over het vraagstuk van de T.V. en de bruikbaarheid daarvan voor b.v. de dienst des Woords" Bij deze bespreking bleken de meningen uiteen te lopen. De synode deed op zichzelf geen uitspraak, dit was naar de mening van de vergadering thans niet aan de orde, al werden wel voorstellen in deze richting gedaan. Gewezen werd op de grote gevaren van de TV. Datzelfde jaar constateerde ds. Velema in De Wekker een toenemende desinteresse voor diverse activiteiten binnen de kerk. "Wie er over nadenkt, kan verschillende factoren ter verklaring opnoemen: het drukke leven; het tempo van deze tijd; het gewone leven vraagt zoveel van ons - je bent blij, wanneer je 's avonds rustig thuis bent; in de huiskamer wordt het de mens gemakkelijk gemaakt, want hij behoeft zich helemaal niet in te spannen - hij kan horen (via de radio) en zien (via de televisie) en het speelt over hem heen zonder enige moeite. Waar zou die mens zich verder druk om maken? Is het wonder, dat hij geen verdere interesses meer heeft, dat hij niets voelt voor een door de weekse avond om te vergaderen, de lectuur van kerkelijke bladen, een goed boek, dat een beetje inspanning kost. Maar hoe verklaarbaar ook - deze instelling is radicaal verkeerd en zondig! Wie zich door deze instelling laat beheersen, is door de geest van de tijd aangetast, hoezeer hij misschien nog sputtert tegen alle mogelijke wereldgelijkvormigheid. De duivel lacht. Hij weet: dit is een probaat middel om God en Christus te bestrijden. Vroeger verzette men zich hevig tegen God en Zijn Evangelie en de Kerk. Die fase is voorbij. Er is nu een grote godsdienstige onverschilligheid over de mensen gekomen. En dat is erger dan de felste vijandschap, want die vijandschap bewees tenminste nog dat men het de moeite waard vond om vijandig te zijn, dat het Evangelie zo belangrijk was, dat het bestreden diende te worden." Op 31 augustus 1965 besloot de Generale Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken "aan de deputaten voor radiokerkdienstuitzendingen de vrijheid te geven om in voorkomende gevallen evangelisatiesamenkomsten, eventueel in overleg met de deputaten voor de evangelisatie, via de televisie te doen uitzenden". Verschillende gemeenten dienden middels hun kerkenraden hierop zowel kerkrechtelijke als inhoudelijke bezwaren in. Hierbij werd ook verwezen naar de synodeuitspraken van 1956. Uiteindelijk besloot de synode 24 september 1965 de betreffende deputaten op te dragen het genomen besluit "om praktische redenen" niet uit te voeren.


Hij heeft aan alle predikanten en kerkenraden een brief geschreven over de gang van zaken en dat hij bereid was aan te tonen het verschil tussen Oud Gereformeerd of Gereformeerde Gemeenten. Op dit schrijven kreeg hij bericht van de scriba van de classis dat hij de inhoud van zijn brief moest herroepen. Omdat hij dit weigerde werd hij uit de classis gestoten. Hierna heeft hij een eenzaam pad bewandeld en verschillende teleurstellingen moeten incasseren.

Noten

[*] Berend Hennephof werd op 9 september 1896 in Kampen geboren in een gezin dat lid was van de Nederlandse Hervormde Kerk. Contacten met ds. C. de Jonge, predikant van de Oud Gereformeerde Gemeente van Kampen leidde ertoe dat zijn weg verlegd werd naar de Federatie van Oud Gereformeerde Gemeenten. Na eerst enige tijd opgetreden te zijn als oefenaar deed hij op 30 mei 1934 zijn intrede in de Oud Gereformeerde Gemeente van Scheveningen. 

[*] A. Nelemans schrijft in het herdenkingsboek 'Opdat men niet vergete', een kerkhistorisch overzicht van de Oud Gereformeerde Gemeente te Dordrecht' (1988) "dat de kerkenraad voor het eerst contact had op 22 juni 1965 met ds. [J.G.] van Minnen uit Delft." Hij doelt dan op de eerste ontmoeting tussen beide groeperingen die inderdaad op deze datum plaats vond. De aanleiding tot de uitnodiging van Dordrecht die tot uiting kwam in de brief van 11 januari 1965 wordt niet vermeld. Nelemans bevestigt dat deze vergadering "zeer goed verliep" zodat de contacten konden rekenen op voortzetting. Ds. Van Minnen werd na zijn preek op 22 juni 1965 in Dordrecht opnieuw uitgenodigd om te komen preken in de gemeente. Ook schreef hij enkele malen in het kerkblad, aldus Nelemans.

[*] De gemeente van Dordrecht behoorde tot de Federatie van Oud Gereformeerde Gemeenten. Tot 1942 werd de gemeente gediend door ds. M. Overduin. Deze maakte echter dat jaar de overstap naar de Christelijke Gereformeerde Kerk. Het overgebleven deel van de gemeente wendde zich tot ds. B. Hennephof, toen predikant in Scheveningen. Na drie maal beroepen te zijn vertrok ds. Hennephof in 1945 naar Dordrecht.  

[*] Op 20 juni 1862 werd er in Colijnsplaat een Chr. Afgescheiden Gemeente geïnstitueerd. In 1869 werd de naam Christelijke Gereformeerde Kerk en in 1892 Gereformeerde Kerk. In 1912 verliet een groep de Gereformeerde Kerk. Onder leiding van L. Franke (1875-1942) werd besloten om afzonderlijke samenkomsten te beleggen. De groep zocht aansluiting bij de Oud Gereformeerde Gemeenten. Op 16 mei 1913 werd een zelfstandige gemeente geïnstitueerd. L. Franke werd bevestigd als lerend ouderling door ds. L. Boone. Al spoedig onttrok de gemeente zich aan het verband van de Oud Gereformeerde Gemeenten, nadat gebleken was dat ds. Boone niet bereid was Franke ook als predikant te bevestigen. Tussen 1927-1928 waren de 'Frankianen' kortstondig aangesloten bij de Gereformeerde Gemeenten. Tussen 1940-1942 werd de gemeente gediend door ds. F. Kraaijeveld. Tussen 1946 en 1968 behoorde men tot de Classis Dordrecht van de Oud Gereformeerde Gemeenten (groep Hennephof). 

Op 20 juli 1931 werd er in Colijnsplaat een zelfstandige Gereformeerde Gemeente geïnstitueerd. De initiatiefnemers hadden zich aan de Oud Gereformeerde Kerk onttrokken en sloten zich aanvankelijk aan bij de Gereformeerde Gemeente van Kortgene. Op 25 september 1931 werd er aan de Oost Havenstraat een kerkgebouw in gebruik genomen onder leiding van ds. J.D. Barth predikant in Borssele. 

Zowel de Oud Gereformeerde Kerk als de Gereformeerde Gemeenten werden in de loop der jaren opgeheven (resp. 1973 en 1989) in verband met de krimp van het dorp. Provinciale Zeeuwse Courant 'Colijnsplaat ging van vier kerken naar één', 29 december 2012

[*] De Oud Gereformeerde Gemeente van Scheveningen ontstond in 1870. De eerste oefenaar was A.H. Geerts. Hierna werd de gemeente gediend door oefenaar J. van Wier, een voormalig ouderling uit de Gereformeerde Kerk die sympathiseerde met ds. W. den Hengst. Deze was in 1913 overgegaan naar de Gereformeerde Gemeente. In 1932 werd een poging aangewend om te komen tot samenwerking met de Gereformeerde Gemeente. Met grote meerderheid werd in 1933 besloten tot aansluiting bij dit kerkverband. Een minderheid was het echter niet eens met deze aansluiting en zette de Oud Gereformeerde Gemeente voort. Men beriep oefenaar B. Hennephof die het beroep aannam. Sinds 1935 komt de gemeente samen in het kerkgebouw aan de Westduinweg in Scheveningen. In de jaren na het vertrek van ds. Hennephof naar Dordrecht in 1945 maakte Scheveningen zich los uit het verband rond deze predikant en voegde zich in februari 1954 bij de Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland. 

[*] Het betrof hier een groep bezwaarde hervormden die als afdeling van Scheveningen in contact stonden met ds. Hennephof. 

[*] De Nederduits Gereformeerde Gemeente van Oud-Beijerland werd in 1858 opgericht.

[*] Over de gemeente van Hoofddorp: zie deel 1. 

[*] Deze gemeente werd gevormd in 1840 als Gereformeerde Gemeente onder het Kruis. Voorganger was B. Sterkenburg. In 1908 sloot de gemeente zich aan bij de Gereformeerde Gemeente. Vanaf 1910 is een deel van de gemeente weer zelfstandig. Vanaf 1933 preekte ds. B. Hennephof er regelmatig. 

[*] Dr. C.R. van den Berg merkte op dat hij dit 'een wonderlijke naam' vond, aangezien het kerkverband maar uit 1 gemeente bestond. 'Eben-Haezer' (2018), p. 5 

[*] De Wekker, 19 februari 1965

[*] De algemene verzoening gaat er vanuit dat Christus voor alle mensen gestorven is. In de gereformeerde theologie wordt onderscheid gemaakt tussen de alverzoening (alle mensen worden daarom zalig of men dit gelooft of niet) en de algemene verzoening (alleen de mensen van goede wil en die een persoonlijke geloofskeuze maken worden behouden) De leer staat in verband met het pelagianisme uit de vroege kerk waarbij gesteld werd, dat Christus voor alle mensen door Zijn lijden en sterven de zonden verzoend heeft, en dat mensen dit kunnen aannemen door hun vrije wil in geloof en bekering hetgeen voorwaarden zijn om behouden te worden. Later zetten de remonstranten deze leer weer op de agenda. Zij keerden zich tegen de leer van de verkiezing en verwerping zoals dit door Calvijn geleerd werd. In 1609 gaven zij in vijf artikelen blijk van hun gevoelen. De remonstranten vermeden daarbij niet het woord wedergeboorte, maar de synode veroordeelde hun opvattingen toch (zie: Dordtse Leerregels). Tegenover de algemene genade van de remonstranten zette de synode de particuliere genade. Het offer van Christus betreft alleen de uitverkorenen. Deze zullen zeker zalig worden. Bij de remonstrantse opvatting gaan er ook mensen verloren waarvoor Christus betaald heeft door Zijn offer. Het offer van Christus is in waarde wel genoegzaam om de hele wereld zalig te maken, maar Hij verlost door Zijn offer alleen degenen die Hem van eeuwigheid gegeven zijn. Deze wetenschap leverde onder de gereformeerden in de eeuwen daarna wel de nodige spanningen op als het ging over de verhouding tussen de leer van de particuliere genade en het algemeen aanbod van genade.  

[*] In de jaren dertig nam ds. B. Hennephof nog het initiatief tot uitgave van het "Gereformeerde Maandblad". Ds. Hennephof had zich toen een kring van medewerkers verzameld als ds. J. van 't Hoog uit Utrecht, ds. C. de Jonge uit Kampen, ds. C. Kramp uit Enkhuizen, ds. W. Baaij uit Tholen en de heer Pleun Kleijn uit Rotterdam. Ds. M. Overduin uit Dordrecht schreef een aanbeveling in het eerste nummer.

[*] 'De televisie', in: Bewaar het Pand, 21 december 1967

Bewustwording rechtvaardigmaking niet hetzelfde als de wedergeboorte

Ds. Hennephof toonde zich verheugd dat er nu contacten waren met de Christelijke Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Ook de andere broeders binnen zijn kerkverband gaven aan verblijd te zijn met de contacten. Na enige opmerkingen en gelegenheid tot vragen stellen kreeg nu ds. Van Minnen het woord om iets te vertellen over zijn kerkelijke gang.[*] Hierna ontving ouderling A.W. Langstraat het woord en deze zei: "dat het goed was als er diepe bewogenheid is in ons aller hart om de verscheurdheid die ontstaan is vanwege de zonde." De begeerte van de kerkenraad van Delft is niet om alleen te staan. Hij stelde de vraag: "dat als een mens bewust wordt dat hij gerechtvaardigd is of dit niet vereenzelvigd wordt met de wedergeboorte." Ter verduidelijking werden voorbeelden aangehaald van Jacob in Bethel en de belijdenis van Petrus. "Men moet voorzichtig zijn om niet te beschouwend te spreken. Jacob belijdt dat het een huis Gods was, maar er staat verder niets bij. Petrus geeft wel door een levend geloof antwoord, maar er mag niet gesteld worden dat Petrus wist dat hij wedergeboren was, want na het hoogtepunt kwam direct het dieptepunt. Het was nog maar een begin." De broeders zijn het erover eens "dat wij voor de uitersten moeten waken. Het gaat om de zaken en niet om de benadering ervan. Velen hebben met een beginsel een hoop, maar er is geen hoop voor het geloof." "Nooit is het een onzeker blijven, maar op deze aarde een zeker weten dat wij eigendom van Christus zijn en daarom geen rusten totdat het weten er is." "Het is de dood van de kerk door alleen maar te klagen zonder ooit vruchten voort te brengen."

Kerkje van de Oud Gereformeerde Kerk Colijnsplaat
Kerkje van de Oud Gereformeerde Kerk Colijnsplaat

De 3 kenmerken van de ware kerk

Br. Langstraat stelde vervolgens in bespreking de drie kenmerken van de ware kerk die genoemd worden in artikel 28 en 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Deze zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. "In de prediking moet naar voren komen niet het onderwerpelijke of het voorwerpelijke, maar het voorwerpelijke-onderwerpelijke."

Naar aanleiding van een vraag van br. Deijs wat verstaan moet worden onder de tucht in het licht van Gods Woord. "Alle openbare zonden vallen onder de tucht. Andere zaken zoals een slordige kerkgang vallen alleen onder de eerste trap van censuur." Naar voren kwam "dat allen het op grond van Gods Woord niet toelaatbaar achtten dat een meisje met kort haar belijdenis des geloofs aflegt en dat een vrouw met kort haar aan het Heilig Avondmaal kan deelnemen."

Belijdenis en avondmaal

"Het deelnemen aan het Heilig Avondmaal is geen gevolg van het doen van belijdenis, wat wel noodzakelijk zou moeten zijn, maar dan alleen als er ernst mee gemaakt wordt." In grondslag was er tijdens de bespreking overeenstemming te bespeuren en br. Baars (Oud-Beijerland) gaf aan blij te zijn met deze samenspreking. Anderzijds bleef hij ook wat terughoudend omdat zijn gemeente door een vorig geval helaas verscheurd werd. Hier wil hij echter niet op zien. Als de prediking goed mag zijn dan zijn als uitvloeisel alle andere zaken ook goed. Er werd nu een voorstel gedaan en aangenomen dat de beide predikanten in de komende maanden een rondgang zouden maken, zodat in de gemeenten over de prediking gesproken kon worden. Op de volgende classisvergadering op 21 september 1965 zou de samenspreking voorgezet worden.[*]

2de bespreking 19 oktober 1965

Tot een tweede ontmoeting tussen beide kerkelijke groeperingen kwam het - na enig uitstel - tijdens de classisvergadering van 19 oktober 1965. Aanwezig waren namens de Oud Gereformeerde Kerk van Colijnplaat de broeders J.P. Schippers en De Munter, namens de Nederduits Gereformeerde Gemeente van Oud-Beijerland de broeders H. Baars en De Regt, namens de Oud Gereformeerde Kerk van Dordrecht ds. B. Hennephof met de broeders J. Korpershoek, G. Paans, P. van der Glas, D. Kreukniet, A. Nelemans, Buizerd, J. van Gelderen en J. Moerman. Als gasten waren aanwezig namens de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Delft ds. J.G. van Minnen met de broeders A.W. Langstraat, P. Langstraat, J. Langstraat en A. Deijs. Namens de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Hoofddorp de broeders G. Barten en J.G van Minnen (jr.) en D.J. Boot. De vergadering stond onder leiding van ds. J.G. van Minnen. 


Er is geen tijdsverschil in de levendmaking (dood of leven) en roeping, wedergeboorte, rechtvaardigmaking en heiligmaking, want het is bij God in één ogenblik. Maar in de mens is er wel een opeenvolging in de uitwerking van deze zaken.


In zijn openingswoord zei ds. Van Minnen: "dat er wel een erkennen van Gods Woord kan zijn, maar dan naar eigen idee en goedvinden. Als wij zo leven kunnen wij vele vrienden maken en hebben. Gods Woord moet beleden en beleefd worden in de juiste harmonie al zal het op aarde nooit volmaakt zijn. Er is geen verwachting van onszelf maar alleen van God. Dan is er een breken van eigen kracht en werkheiligheid, opdat er met Paulus een roemen zal zijn: Want als ik zwak ben, dan ben ik machtig." (2 Kor. 12: 10b)

Orde des heils

De voorzitter opende nu de bespreking om te komen tot samenspreking en indien mogelijk tot een fusie en legde als grondslag voor de bespreking de orde des heils naar Gods Woord en de Drie Formulieren van Enigheid. "De rechtvaardigmaking is een juridische daad van 1 moment aan Gods zijde. De mens is niet geheel uitgeschakeld bij dit proces, want als iemand zijn zonden kent kan hij daarin niet meer leven en rust niet voordat hij weet dat zijn zonden vergeven zijn. Waar God begint gaat het hart van een zondaar werkzaam daar naar uit. Alle gronden worden in een mens afgekapt, maar het werk Gods is zeker. Wij moeten als kinderen leren gehoorzamen in deze weg, al is er niet altijd het gevoel. In ons mens-zijn blijft alles beperkt en beknopt, maar het werk Gods gelukkig nooit. De vrucht zal openbaar komen omdat het is belijden en beleven." 

Trouw, 14 mei 1965[*]
Trouw, 14 mei 1965[*]

Er is geen tijdsverschil in de levendmaking -dood of leven- en roeping, wedergeboorte, rechtvaardigmaking en heiligmaking, want het is bij God in één ogenblik. Maar in de mens is er wel een opeenvolging in de uitwerking van deze zaken. Alleen Gods Woord kan ons op deze weg brengen en geen dominee of enig ander mens. Het kan zijn, al is er geen zeker weten bij een mens, dat deze mensen toch zeer ruim naar de hemel gaan, maar hier mogen wij beslist nooit van uitgaan en mee rekenen. De zonden zullen de mens tot aan zijn laatste zucht bijblijven als een vuile stank net als Jona die de vuile lucht van de ingewanden van de vis altijd bij zich had. Van Job zegt God dat hij oprecht was, dit is vrijgesproken." "De rechtvaardigmaking moet in de heiligmaking uitkomen." Na een gezamenlijke broodmaaltijd waarvoor br. Baars een zegen vroeg en br. v.d. Glas dankte, zei de voorzitter (ds. van Minnen) dat er, al is er ten opzichte van de leer des heils verschil van nuancering, toch meer duidelijkheid ontstaan is.

Nederduits Gereformeerde Gemeente Oud Beijerland
Nederduits Gereformeerde Gemeente Oud Beijerland

Noten

[*] Als de kerkenraad van Delft het verslag ontvangt van de eerste vergadering in Dordrecht kunnen enkele passages de goedkeuring van de broeders niet wegdragen. "Zo vermeldt het verslag dat het initiatief tot samenspreking van de Christelijke Gereformeerde Gemeenten in Nederland uitgegaan zou zijn, hetgeen echter ten enenmale onjuist is." Als het gaat over de orde des heils staat geschreven dat een mens bewust gerechtvaardigd moet zijn wil het wel zijn. De broeders zijn van mening dat als zodanig niet over dit onderwerp gesproken is. Op de volgende vergadering worden deze zaken gerectificeerd.

[*] Contact Orgaan van de Gereformeerde Gezindte werd in 1963 opgericht op initiatief van christelijke gereformeerde deputaatschappen. Hierin waren de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Nederlands Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde kerken officieel vertegenwoordigd. Uit andere kerken zoals uit de Nederlands Hervormde Kerk, de Gereformeerde Gemeenten  en de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt waren afgevaardigden aanwezig zonder kerkelijk mandaat. J.H. Velema, Wie zijn wij?, p. 141

Verbondsgedachte

Br. Van der Glas (Dordrecht) vroeg nu hoe men de verbondsgedachte in de prediking zag. "De prediking moet geschieden tot alle mensen, gericht op de gehele gemeente daar zij allen bondelingen zijn. Zij moet niet onderverdeeld worden in een woord tot bekeerden en onbekeerden en bekommerden. Zij moet bevatten de bevindelijke waarheid die in de te prediken tekst tot uiting komt en is bestraffend, waarschuwend en vertroostend. Dus er moeten geen bepaalde groepen gezien worden, maar alleen zondaren. Het levensdoel moet zijn om God de eer toe te brengen op die ene weg naar het Kruis. Op deze weg staat een ieder persoonlijk voor eigen rekening. Als door Gods genade de mens zijn hand mag leggen op de beloften Gods, dan volgt hierop de verzegeling. Gods genade is oneindig groot daar boven de wet staat: Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb."

Heilshistorisch en exemplarisch  

Br. Kreukniet vroeg nu of er in de prediking een gestalte gepreekt moet worden of alleen Christus. "De prediking moet heilshistorisch en exemplarisch gebracht worden. De bediening kan niet zonder gevoel gebracht worden, maar het mag beslist niet domineren. Een waar zaligmakend geloof is nooit zonder gevoel. In de prediking moet de mens horen wie en wat hij is naar Gods Woord, maar ook Wie en wat Christus is. Voor alle eenzijdigheid hebben wij ons te waken. In de prediking moet eenieder zijn naam kunnen horen en leren of mijn geloof gegrond is op Gods Woord. De apostel zegt dat wij ons moeten haasten om onze roeping en verkiezing vast te maken. Hier moeten wij waken om niet in uitersten te vallen. Tegenover Gods werk in ons moet gezet worden Christus die alles werkt in ons. Dan horen we ook hoe de werking van de Heilige Geest naar Gods Woord functioneert in het hart van de zondaar en dit in het hart wordt verzegeld."

Aangezien de besprekingen tussen beide kerkelijke groeperingen tot nu toe harmonieus waren verlopen werd een derde gezamenlijke classisvergadering afgesproken op 27 januari 1966. Als roepende gemeente werd Delft aangewezen.


Tegenover Gods werk in ons moet gezet worden Christus die alles werkt in ons. Dan horen we ook hoe de werking van de Heilige Geest naar Gods Woord functioneert in het hart van de zondaar en dit in het hart wordt verzegeld.


A.W. Langstraat (1914-1993), J.L. Langstraat (1904-1991) en P. Langstraat (1899-1980)
A.W. Langstraat (1914-1993), J.L. Langstraat (1904-1991) en P. Langstraat (1899-1980)

Statenvertaling of een nieuwe vertaling

In de jaren vijftig en zestig begonnen vragen rondom de wel of niet wenselijkheid van een nieuwe vertaling van de Bijbel met het oog op de kerkelijke gemeenten voor verwarring te zorgen. De vragen rondom dit onderwerp kwamen ook niet uit de lucht vallen. Dit thema kwam binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk al in een vroeg stadium op tafel. In 1911 raakte ds. F.P.L.C. van Lingen op persoonlijke titel betrokken bij het initiatief van de heren P. Veen, D. van Krevelen, L.W. Bakhuizen van den Brink voor een nieuwe vertaling van de Bijbel. De initiatiefnemers stelden vast, "dat de Statenvertaling in menig opzicht is verouderd, wat zinsbouw en woordkeus betreft, dat rekening gehouden moet worden met de stand van de wetenschap aangaande de grondtekst." Bovendien zag men het belang in dat de Bijbelvertaling, die in onze tijd zal voldoen, zo duidelijk mogelijk, rechtstreeks spreekt tot de lezer, weliswaar in de geest van de gewijde schrijvers. De opzet was: "zo getrouw mogelijk aan de grondtekst, in de taal van onze tijd." 

Een begin werd gemaakt met de vertaling van het Nieuwe Testament, waarvan de leiding in handen was van dr. A. van Veldhuizen hoogleraar vanwege de Nederlandse Hervormde Kerk aan de Universiteit van Groningen, terwijl medewerking werd verleend door de heren dr. F.W. Grosheide, predikant bij de Gereformeerde Kerk in Schipluiden, F.P.L.C. van Lingen, oud-docent aan de Theologische School Apeldoorn, dr. J.W. Pont, hoogleraar vanwege de Hersteld Evangelische Lutherse Kerk aan de Universiteit van Amsterdam, dr. C.H. Rijn hoogleraar in de godgeleerdheid aan de universiteit in Groningen en dr. J. de Zwaan, buitengewoon hoogleraar aan de universiteit in Leiden. 

Ds. H. Janssen van Leiden schreef in De Wekker:

"Dit bericht kan en mag niet anders dan met blijdschap door ons worden begroet. leder, die een weinig van de grondtalen van de Heilige Schrift afweet, is het bekend dat onze in vele opzichten uitnemende Statenvertaling niet overal de grondtekst getrouw teruggeeft en op vele plaatsen zelfs duister en onverstaanbaar is. Dr. Noordzij heeft enige jaren geleden dit ten opzichte van het Oude Testament afdoende aangetoond. Onze Statenvertaling is nu bijkans 300 jaren oud en gedurende deze lange periode hebben zowel de archeologische en linguïstische onderzoekingen niet stil gestaan. Ook onze taal heeft zich in dat tijdvak ontwikkeld (..) Wat wij behoeven is een nieuwe vertaling der Heilige Schrift, die vervaardigd wordt door bekwame mannen, die op de hoogte van de hedendaagse wetenschap staan en onvoorwaardelijk vast houden aan het gereformeerde beginsel: de Heilige Schrift is Gods Woord. Dit laatste klemt te meer, omdat de modernen hun nieuwe Bijbelvertaling hebben. Nog een paar afleveringen en het standaardwerk, de vertaling der Heilige Schrift, begonnen door Kuenen e. a. en thans voleindigd door prof. Oort, is voltooid. Dat werk, waaraan schatten van geld en wetenschap zijn ten koste gelegd, staat daar als een waardig monument van de moderne theologie." "Maar dat monument roept om zijn antipode, dat is een zelfde vertaling, maar dan van uit het tegenover gestelde standpunt ondernomen. Dat werk komt nu en daarover verblijden wij ons." (..) Het plan zelf heeft onze volle sympathie, maar met den opzet kunnen wij het niet geheel eens zijn. 't Is nu zo geheel een particuliere onderneming en de vertalers tijgen aan den arbeid zonder enig mandaat. Dat lijkt ons niet juist, want daardoor krijgen nu ook een particuliere vertaling en deze zal niet gemakkelijk door enige kerk in ons Vaderland worden geautoriseerd en ingevoerd. (..) De kerk of kerken in ons Vaderland hadden deze zaak moeten behandelen en gemeenschappelijk moeten ondernemen. Dat had gekund en kon misschien nog wanneer de commissie die zich thans gevormd heeft met de verschillende kerken in ons Vaderland in overleg trad. Dan kon misschien nog verkregen worden, wat thans ontbreekt, want de vertaling der Heilige Schrift is allereerst een zaak van de kerk en niet van particulieren. Haar zijn de woorden Gods toevertrouwd, zij is de plaats en vastigheid der waarheid en daarom is aan haar de taak zorg te dragen voor de vertaling der Heilige Schrift."[*]

In 1929 gaf ds. G. Salomons in De Wekker aan dat hij de vraag naar een nieuwe vertaling van de Bijbel legitiem vond. Maar op welke wijze moest een dergelijk groot en verantwoordelijk werk als dit tot stand komen? 

"Men heeft omtrent de al of niet noodzakelijkheid van uitbreiding van de belijdenis gezegd en geschreven, dat een belijdenis niet moet gemaakt, maar geboren worden. In nog veel strenger zin, mag dit wel van een nieuwe, door de kerk gegeven of gesanctioneerde Bijbelvertaling gezegd worden. Zulk een nieuwe vertaling moet geboren worden. Hij moet een kind zijn van bange weeën, voortgebracht uit de godvruchtige moederschoot van Jezus' kerkbruid. Anders zal zulk een vertaling, als de kerk er haar kerkelijk zegel op drukt, wel verwarring, maar geen verheldering, wel tweedracht maar geen eendracht te weeg brengen. Eigenlijk pleit het dus niet voor ons, dat een nieuwe kerkelijke Bijbeluitgave met nieuwe vertaling m.i. nog niet wel mogelijk is. Het spreekt van onze zonde en ellendigheid. Onze geesteloosheid, onze verachtering in de genade, onze kleur- en fleurloosheid, onze enghartigheid en verdeeldheid." [*] 

Prof. L.H. van der Meiden, de opvolger van docent P.J.M. de Bruin, verleende uiteindelijk zijn medewerking aan de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap voor het Oude Testament. 

F.P.L.C. van Lingen
F.P.L.C. van Lingen
G. Salomons
G. Salomons

Noten

[*] De Wekker, 26 april 1912

[*] De Wekker, 8 november 1929 - 27 december 1929

Landelijk comité tot behoud der Statenvertaling 

In januari 1963 hield de winkelier H. Kooistra (lid van de Chr. Geref. Kerk) voor de SGP-kiesvereniging een inleiding 'Over en tegen de Nieuwe Vertaling'. Hij zette zijn bezwaren ten aanzien van de Nieuwe Bijbelvertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap uiteen en sprak zijn bezorgdheid uit over de toekomst van de Statenvertaling. Hierop werd een commissie benoemd bestaande uit de heren: S. van der Wal uit Valom, H. Kooistra uit Wouterswoude, J.W. de Vries uit Dantumawoude, Tj. Zijlstra uit Wouterswoude en B.J. de Jager uit Wouterswoude. Dit vijftal noemde zich aanvankelijk: 'Landelijk comité van de Statenvertaling en veroordeling van de Nieuwe Vertaling.'  Het comité bracht de zaak op landelijk niveau onder de aandacht waarop zo'n drieduizend adhesiebetuigingen werden ontvangen. Na enige tijd kon het comité worden uitgebreid met de heren A. Bergsma (Rotterdam-West), W. Chardon (Driebergen) en G. Stuivenberg (Baarn). Ook verschillende predikanten gaven hun steun: ds. M. Baan, ds. E. Du Marchie van Voorthuysen, ds. J. van Prooijen, ds. A. W. Verhoef, dr. C. Steenblok, ds. J.G. van Minnen, en ds. E. Venema. 


Bijbelvertaling niet in de eerste plaats 'vakwerk'.

Het begon in het Friese plaatsje Dantumawoude. De winkelier H. Kooistra merkte dat niet alleen in zijn eigen omgeving, maar in het hele land de nieuwe Bijbelvertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap steeds meer ingang vond en de Statenvertaling verdrong. Nu is het zover dat er een landelijk comité tot behoud van de zuivere Statenvertaling is gekomen. Het zal duidelijk zijn: aan de wieg van dit comité staat de heer Kooistra. De actie begon met het verspreiden van circulaires met de mededeling, dat er een comité in oprichting was, dat zich ten doel stelde de zuivere Statenvertaling onder ons volk te handhaven. Men had grootse plannen (o.a. uitgave van brochures, een grote landelijke vergadering) maar het bleef voorlopig bij plannen. Er waren al trouwens al eerder brochures pro Statenvertaling verschenen: van de chr. geref. ds. M. Baan en van ds. G. Taverne, de man van de op zichzelf staande presbyteriaal herv. kerkgemeenschap te Hoogeveen. De heer W. Van Oosterom te Lopik beleefde van zijn pennenvrucht een tweede druk en in bladen als "De Saambinder" (geref. gem.), "Daniël" jeugdblad der geref. gem.) "Gereformeerd Weekblad" (geref. bond) waren diverse artikelen aan deze materie gewijd. 

Het leek er dan ook op of de plannen van de heer Kooistra op niets zouden uitlopen. Toch werden er in de afgelopen maanden drie duizend adhesiebetuigingen ontvangen. En dat niet alleen van naaste geestverwanten van de heer Kooistra - belijdend lid der chr. geref. kerk - maar ook van mensen, die hoewel in veel opzichten" andersdenkend, de Statenvertaling wilden behouden. (..) 


Men wil om te beginnen een brochure uitgeven om kerkelijk Nederland voor te lichten waarom men nu juist in deze tijd de Statenvertaling wenst te handhaven. Men is absoluut niet tegen het nieuwe omdat het nieuw is, maar men acht de nieuwe vertaling een vervlakking van Gods Woord. Liever wil men z'n isolement handhaven, dan het oecumenisch pad bewandelen, waarbij Rome enkel voordeel heeft. Bijbelvertalen acht men in de eerste plaats geen "vakwerk", zodat ook vrijzinnigen eraan mede kunnen werken: de vertalers moeten allereerst mensen zijn, die in zijn geheel erkennen als het onfeilbaar Woord van God. Bijbel in de eerstdaags uit te geven brochure wil men de vertalingen met elkaar gaan vergelijken, om aan te tonen, dat de nieuwe vertaling meer en compromis-vertaling is en de Statenvertaling, het vurige stempel draagt van de sterk gelovige persoonlijkheden der "vertalers". Bovendien acht men de Statenvertaling een "monument van taalschoonheid" waaraan men niet wenst te tornen, maar onveranderd wenst door te geven aan de nageslachten. Het ligt niet in de bedoeling van het comité zelf Bijbels uit te geven, daar er nog enkele uitgevers zijn die de Statenvertaling uitgeven. Bovendien heeft uitgeverij W. M. den Hartog in Utrecht indertijd van de fa. Kok te Kampen toestemming gekregen om de jubileumuitgave van de Statenvertaling (1937) door middel van fotokopieën in de handel te brengen. En deze driedelige uitgave loopt tot heden zeer goed, al merkt men wel, dat men het vierdubbele van de uitgaafprijs van 1937 moet betalen, om in het bezit te komen van deze unieke uitgave.Dat was één van de oorzaken, dat de initiatiefnemer diverse vooraanstaande figuren in verschillende kerkgroeperingen verzocht om over te gaan tot het vormen van een landelijk comité tot behoud der Statenvertaling. Dit mocht dezer dagen gelukken. Als chr. gereformeerd lid nam zitting ds. M. Baan te Zeist. Namens de oud-geref. gemeenten zijn ds. E. van Marchie van Voorthuysen te Leersum en ds. J. van Prooijen te IJsselmuiden leden. Namens de beide groepen geref. gemeenten (synodaal en Uitgetreden) respectievelijk ds. A. W. Verhoef te Barneveld en dr. C. Steenblok te Zwijndrecht. Ook ds. J.G. van Minnen te Hoofddorp en ds. E. Venema te Zwijndrecht, beiden predikanten van een vrije chr. geref. kerk, werden in het comité opgenomen. Verder zullen ook nog enkele herv. geref. predikanten worden aangezocht lid te worden.


27 september 1965
27 september 1965

Ds. Van Minnen neemt afscheid van Delft

Ds. J.G. van Minnen, sinds 17 oktober 1956 predikant in Delft nam afscheid met een preek naar aanleiding van 1 Korinthe 15: 58. 

Paulus' liefelijke vermaning tot de bouwers van Gods geestelijke tempel

"Zo dan, mijn geliefde broeders! Zijt standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in de Heere."

Vervolg

 Ds. B. Hennephof in Delft, Br. C. van Marion, Dordrecht annuleert derde gezamenlijke classis-vergadering, Haarlem-Centrum, Brief ds. Salomons 17 februari 1966, Brief ds. Salomons 21 april 1966, Bewaar het Pand, De Geestelijke pelgrim door Lambrecht Myseras (een 2-tal waarderingen), Brief ds. Salomons 4 juli 1966, Vervolgactiviteiten Landelijk comité voor behoud Statenvertaling, De zondag in het geding?, Brief ds. Salomons 12 december 1966, Brief ds. Salomons 12 januari 1967, Waar wilt u heen professor I? (De vrouw op de kansel - en in de ambtsbank?!), Mirjam, Brief ds. Salomons 18 April 1967, Initiatief samensprekingen Christelijke Gereformeerde Kerk in H.V. Zwijndrecht met ds. E. Venema, Brief Delft aan Zwijndrecht 29 april 1967, Antwoord Zwijndrecht 6 mei 1967, Brief Delft aan Zwijndrecht 18 mei 1967, Brief A. Deijs aan ds. Salomons 5 juni 1967, Brief Zwijndrecht aan Delft 10 juli 1967, Brief Delft aan Zwijndrecht 18 augustus 1967, Brief ds. Salomons 22 augustus 1967, 2de bespreking met Zwijndrecht 31 augustus 1967, Ds. Van Minnen terug in Delft, Schrijven ds. Salomons 19 oktober 1967, Uit de Haagse hof geplukt, Waar wilt u heen professor? II (Hoe lezen we Genesis 2 en 3?), Bezwaren tegen opvattingen van Prof. dr. B.J. Oosterhoff (Instructie Driebergen op Classis Utrecht), Bezwaren tegen opvattingen Prof. Oosterhoff afgewezen (Particuliere Synode van het Oosten), Toen kwamen de geschriften van Woelderink (Prof. J.J. Oosterhoff in De Wekker), De beloften van het evangelie: Wedergeboorte en bekering (ds. J. Veenendaal in Bewaar het Pand), Waarom een Reformatorisch Dagblad en hoe?, Ouderling G. Barten (Haarlem-Centrum/Hoofddorp), Arnhem met ds. J.C. van Ravenswaay, Moeilijkheden in Delft en Hoofddorp, Gebeurtenissen rondom  ds. Van Minnen, Schrijven van ds. Salomons, opnieuw een schrijven van ds. Salomons, Bezoek kerkenraad Delft aan ds. Salomons, Brief ds. van Minnen aan Delft 10 augustus 1968, Brief kerkenraad Delft aan ds. Van Minnen 13 augustus 1968, Een laatste ingrijpend besluit, Brief kerkenraad Delft aan ds. Van Minnen 12 april 1969, Brief Delft aan ds. Van Ravenswaay, Arnhem met ds. Van Ravenswaay naar Geref. Gem. Bezoek aan een oude bekende, Brief ds. Salomons 15 december 1969, Zwijndrecht naar Gereformeerde Gemeenten, Opnieuw contact met br. G. den Boer uit Hoofddorp, Verzoek ds. Van Minnen om hereniging, Overlijden ds. Van Minnen, Dr. Arntzen? een waarschuwing van ds. Salomons, Antwoord br. A. Deijs 6 maart 1971, Initiatief CGK Alphen aan den Rijn, Brief ds. Salomons 4 maart 1971, Brief ds. Salomons 10 maart 1971, Brief ds. Salomons 12 april 1971, Brief ds. Salomons 21 april 1971, Ambtsdragers vergadering CGK, Brief ds. Salomons 11 mei 1971, Brief ds. Salomons 19 mei 1971, Brief ds. Salomons 29 juni 1971, Brief ds. Salomons 29 juli 1971, Brief ds. Salomons 7 september 1971, Ds. C. Smits naar Oud Gereformeerde Gemeente Giessendam, Brief aan curatoren en hoogleraren CGK, Ds. E. Venema naar Drachten, Ds. I.J. IJsselstein van de Vrije Christelijke Gereformeerde Gemeente van Schiedam, Referaat ouderling J. Veenendaal (Driebergen)