Actueel
Wat is waarheid?
"Ik kan me goed voorstellen dat je vandaag de dag in de kerk het soms niet meer goed weet", zei ds. W.L. Van der Staaij ('s-Gravenhage-Scheveningen) tijdens een Bijbelstudieconferentie in Bennekom. Hij trok lijnen uit het tweede en derde hoofdstuk van 1 Johannes. Hij noemde vijf woorden die allen van Christus kunnen afhouden: Verleiding, Verwarring, Verdeeldheid, Verdrukking en Verkilling. Hij noemde ook een aantal aansporingen tot trouw en volharding om te blijven in Christus: Breken met dwaalleraren, Blijven bij de leer, Belijden van zonden, Bewaren van de geboden, Broederliefde en Bevorderen van recht en gerechtigheid. Blijven in Christus is dagelijks terugkeren tot de Bron. Ds. Van der Staaij gaf voorbeelden waarvan jongeren in de war kunnen raken. Wat is waarheid? Het is goed om Gods Woord aandachtig te lezen, en ook de Drie Formulieren van Enigheid. Maar ook dan blijven de verschillen." De predikant stelde voor om binnen de eigen gemeente in gesprek te gaan en om antwoorden te zoeken in de kerkgeschiedenis. Daarbij verwees hij naar de Reformatie, Nadere Reformatie, Schotse kerkgeschiedenis en Engelse puriteinen. Ook verwees hij naar twee boeken (hoewel er meer te noemen zouden zijn): Komen tot Jezus Christus van John Bunyan en De viervoudige Staat van Thomas Boston. (Reformatorisch Dagblad, 20 februari 2023)
Geboren als kinderen des toorns moeten wij worden kinderen van het licht
Dr. P. de Vries wijst op zijn weblog op een cruciaal uitgangspunt als het gaat om de kern van de Bijbelse boodschap. Is dat: "God aanvaardt ons zoals we zijn en God wil dat je er bent." Of moet hier niet heel nadrukkelijk bij dat eerste gezegd worden: "dat dit sinds de zondeval bepaald niet het geval is." "Als het gaat om het laatste is dit in het licht van het feit dat wij Gods schepsel zijn die Hij schiep naar Zijn beeld, ongetwijfeld waar. Het is de boodschap van Genesis 1-2. Dit is echter bepaald nog niet de boodschap van het Evangelie. De Bijbel eindigt niet met Genesis 2, maar vertelt ons de geschiedenis van de zondeval en vervolgens ook dat God verloren mensen zalig maakt." "We worden allemaal, hoeveel gaven en talenten we ook hebben, als kinderen des toorns geboren. Zalig zijn wij als wij uit die toestand worden verlost. Daarom heeft God ons de Bijbel als gids gegeven. God wil dat wij van kinderen des toorns kinderen van het licht worden. Het Evangelie is de boodschap van verzoening met God, van de overbrugging van de kloof die met de zondeval is ontstaan en die wijzelf alleen maar groter kunnen maken en niet overbruggen. Als we alleen kunnen en mogen zeggen dat God wil dat wij er zijn, hebben wij geen Middelaar nodig en evenmin de Heilige Geest. Dat God wil dat wij er zijn als samenvatting van het christelijk geloof, is eigenlijk klassiek vrijzinnig." ('God wil dat wij kinderen van het licht zijn', drpdevries.com, 20 februari 2023)
De uitdrukking 'kinderen des licht' komt o.a. voor in Johannes 12: 36-38[*], Efeze 5: 8[*], de eerste brief aan de Thessalonicenzen 5: 2-6[*]. Kinderen des toorns die wandelen in de duisternis worden geroepen te komen tot het Licht. Helaas blijkt op grond van de Schrift en de praktijk van het leven dat ondanks deze roeping velen niet komen: "En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos" (Johannes 3: 19). In ditzelfde hoofdstuk bespreekt de Heere Jezus met Nicodemus wat nodig is: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien" (vs. 3). Nu lopen we hier als tegen een muur. Wedergeboorte? Dit kunnen we toch zelf niet? Nee, daarin is de mens geheel passief en gebeurt op Gods initiatief. (D.L. H. 3&4 p. 12) Maar dan rijst daarachter nog een muur op die veel hoger schijnt. Die van de leer van de uitverkiezing. Om moedeloos van te worden. Dan toch maar over de muur klimmen of de leer van de uitverkiezing uitschakelen? Dit zou geen bevredigende oplossing bieden als dit alles voor ons een levensvraag geworden is. (D.L. H. 1 p. 6) [*]
Belang van de Schriftuurlijke prediking
In onze wereld waar de schijn nogal eens voor het wezen wordt aangezien zijn mensen gericht op titels en klinkende namen. Het moet in onze ogen groot en dus belangrijk zijn. Politici die een goed verhaal kunnen brengen, retorisch sterk zijn, worden (meestal voor een tijd) nagelopen. In de kerkelijke wereld is dat niet veel anders. We onderstrepen ons verhaal met een verwijzing naar een naam die een bepaalde autoriteit heeft en waarin mensen vertrouwen hebben. Dit hoeft niet altijd verkeerd te zijn, zolang deze mensen tenminste Gods Woord na spreken.
Zowel wereld- als kerkgeschiedenis leggen het bewijs af dat onooglijke middelen een doorslaggevende rol kunnen spelen. Alexander de Grote werd nadat hij op 32-jarige leeftijd de gehele toenmalig bekende wereld had veroverd geveld door een mug en stierf ten gevolge daarvan aan malaria. De kerkvader Augustinus was nadat hij zich verdiept had in alle godsdienstige en filosofische stromingen van zijn tijd geen stap verder gekomen in het zoeken naar geestelijke rust, maar werd toen door een spelend kind naar het Woord van God geleid, en dit werd het middel tot zijn bekering. De komst van Christus in deze wereld kwam niet met veel uitwendig vertoon, maar de engelen hebben er wel van gezongen en de herders zijn er met haast naar toe gegaan (Lukas 2: 16).
God werkt met middelen waarmee mensen geen rekening houden en zo is het ook met de middelen tot zaligheid. Waar de belijdenis eenieder toe oproept en vooral degenen die met levensvragen bezet zijn is "het waarnemen der middelen." In de Dordtse Leerregels worden genoemd: het bijwonen van de openbare eredienst, het persoonlijke gebed en de lezing van Gods Woord. "De tijd van overvloediger genade vuriglijk verlangen, en die met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten." (D.L. H. 1 p. 16). Voor het oog eenvoudige middelen. Geen visioenen of bijzondere dromen. Gebed en het lezen van Gods Woord, die kunnen niet los van elkaar gezien worden. Zo heeft ook de prediking van het Woord (bediening der verzoening) in Gods heilsplan een betekenis (lees 1 Korinthe 1: 18-31*). De zaligmakende kracht hiervan ligt niet in de begaafdheid van de spreker of diens overtuigende argumenten, maar in het feit dat de waarheid van Gods Woord wordt verkondigd, uitgelegd, verklaard, ontvouwd. Het Woord van God heeft autoriteit in zichzelf. Predikers zijn in zichzelf hulpeloze schepselen, maar de boodschap die zij brengen gebeurt op Gods bevel. Paulus zegt: Want wij zijn Gode een goede reuk van Christus, in degenen, die zalig worden, en in degenen, die verloren gaan; Deze wel een reuk des doods ten dode; maar gene een reuk des levens ten leven. En wie is tot deze dingen bekwaam? (2 Kor. 2: 15-16).
Het is dus van belang dat we ons onder de prediking van het Woord begeven. Een prediking die overeenstemt met Gods Woord, hoewel het uiteraard niet buiten Gods bereik staat om de boodschap van iemand van het Leger des Heils te gebruiken tot bekering. Geen enkele preek van welke predikant, evangelist of zendeling staat gelijk aan het Woord van God. De prediking en prediker blijft onvolmaakt en gebrekkig. Een kerkdienst ten tijde van de eerste christengemeenten of de vroege kerk zag er wellicht anders uit. Maar is het dan (gezien het feit dat God het gegeven geeft als een middel) een gunstige ontwikkeling wanneer kerken de prediking gaan inwisselen voor allerlei alternatieven? Mensen verwachten het in onze tijd vooral van gesprekgroepjes, inspirerende geloofsgetuigenissen, een spectaculair liveoptreden inclusief gitaar en drumstel. Podiumkunsten moeten het oog strelen en een toneelstuk de aandacht vasthouden. Is dit geen teken aan de wand dat ons geloof inmiddels zo leeg en op onszelf gericht dat dergelijke zaken nodig zijn om nog in beweging brengen? Is het niet omdat we onszelf als mens heel waardevol (moeten) voelen en vooral daarin bevestigd (willen) worden? Spelen de vragen van Luther (hoe zal ik rechtvaardig verschijnen voor God) en Calvijn (hoe komt God aan Zijn eer) dan nog wel een rol? Juist die vragen zijn het die naast de middelen van het gebed en persoonlijk onderzoek van het Woord in de prediking van het Woord een volle plaats behoren te krijgen: Ik neig het oor, daar 'k op Gods inspraak wacht, naar 's HEEREN spreuk, en zal u, op de snaren der blijde harp, geheimen openbaren (Psalm 49: 1 berijmd).
De prediking is geen vrijblijvende toespraak, waarbij een ieder voor zichzelf goedkeurend of afkeurend het kerkgebouw verlaat. Met de 'reine' (of zuivere) prediking (artikel 29 NGB) wordt bedoeld een boodschap die recht wil doen aan alle onderdelen van Gods Woord: "God is niet alleen ten hoogste barmhartig, maar ook ten hoogste rechtvaardig. En Zijn gerechtigheid vereist dat onze zonden, tegen Zijn oneindige Majesteit begaan, niet alleen met tijdelijke, maar ook met eeuwige straffen, beide naar ziel en lichaam, gestraft worden, welke straffen wij niet kunnen ontgaan, tenzij aan de gerechtigheid Gods genoeg geschiede." (D.L. H. 2. p. 1) Daarin wordt ook onderscheid gemaakt tussen oprecht geloof en onoprecht geloof en dit gegrond op Gods Woord. Gods Woord wijst er namelijk op, dat we ook onoprecht tot God kunnen naderen of tot Christus komen.[*] Wanneer dit verzwegen wordt mogen we ons dus best afvragen of we wel eerlijk behandeld worden. Bij de oproep tot geloof mag de eis tot bekering niet ontbreken, maar moet ook de onmogelijkheid aangewezen worden om hier in eigen kracht gehoor aan te kunnen geven. Dat laatste niet om rust in te vinden, (hoe zou iemand in deze toestand rust kunnen vinden?) maar om in de onmogelijk uitgedreven te worden tot God.
Ik lag gekneld in banden van de dood, Daar d' angst der hel mij allen troost deed missen; Ik was benauwd, omringd door droefenissen; Maar riep den HEER dus aan in al mijn nood (Psalm 116: 2 berijmd).
De dingen, die onmogelijk zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God
Velen houden zich bezig met een surrogaat boodschap: God houdt onvoorwaardelijk van ons en daarvan moeten we vooral heel hard zingen.[*] In de Bijbel komt de lofzang veel schoner op: vanuit de gebrokenheid en de diepte (Lees Psalm 65, Psalm 130.) De mens die door God aangeraakt wordt krijgt oog voor Zijn gerechtigheid (denk aan Luther). In dat licht bezien we de zonden tegen de maatstaf van de eerste tafel van de wet (tegenover God) en de maatstaf van de tweede tafel van de wet (tegenover de naaste), in het openbare en in verborgen leven. Dit besef dringt door tot onze diepste gedachten en motieven toe:
"Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten" (Hebreeën 4: 12).
Minder zonden doen en groter zondaar worden. De weg wordt steeds smaller, zodat we tenslotte alleen nog maar één grote Onmogelijkheid zien (denk aan Bunyan). De boodschap van Wet en Evangelie (die niet van elkaar gescheiden mogen worden) moet een reactie oproepen. Ons werkzaam maken tot zaligheid. God handhaaft Zijn recht en eis op ons leven:
"En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders? (Handelingen 2: 37)
"Aangaande de wil van God door Zijn geboden onderwezen zijnde, worden wij van onze ellende vermaand, waar ons hele hart zo afkering van is, en worden wij tevens aangezet [in de nood daartoe gedrongen] om Zijn Geest in te roepen, om door Dezelve op de rechte weg gebracht te worden." (Calvijn)
In deze weg krijgen we God nodig:
Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest!
Mocht die mij op mijn paân ten leidsman strekken!
'k Hield dan Uw wet, dan leefd' ik onbevreesd;
Dan zou geen schaamt' mijn aangezicht bedekken,
Wanneer ik steeds opmerkend waar' geweest,
Hoe Uw geboôn mij tot Uw liefde wekken (Ps. 119: 3 berijmd).
Wie rustig kan afwachten tot het moment dat hij ooit beter of geschikter zal zijn om tot God in Christus te gaan is met de bloedvloeiende vrouw niet dodelijk ziek geworden (Marcus 5).
Geef mij Jezus of ik sterf.
Zonder Jezus is geen leven,
maar een eeuwig zielsverderf.
Wil mijn ziel aan Jezus voegen,
dan bespot ik al 't verdriet.
Jezus is mijn zielsgenoegen,
buiten Jezus wil ik niet.
Maar dit wordt niet op één dag geleerd. Het moet onmogelijk worden aan onze kant. Niet als een theorie: accepteer het feit dat je zondaar bent en vlucht naar Jezus. David en Paulus zijn geen filosofen zoals Plato en Aristoteles die ons een theoretische wereldbeschouwing willen voorhouden. Bij hen is sprake van werkelijke nood en werkelijke schuld. De mens heeft de zaligheid bovendien niet binnen handbereik. Er is een kloof tussen ons en God geslagen. Het geloof is een gave Gods. Toch blijft het verwerpen van Christus als enig redmiddel de hoofdzonde. Wanneer het geloof zich mag richten op Christus, buiten onszelf, kan dit alleen oprecht geloof zijn als Christus eerst bezit van ons heeft genomen. Het wordt ook weleens zo uitgedrukt: als we van eigenaar verwisseld zijn. We waren eigendom van de satan en de wereld. We deden naar hetgeen zij van ons verlangden. Nu is er echter een nieuwe gerichtheid gekomen op God, Zijn Woord, inzettingen en we willen hier niets toe of af doen. Uiterlijke dienstbetrachting schiet hier tekort: het gaat om de geestelijke gerichtheid. God ziet het hart aan en heeft een gruwel van onze vormendienst zonder inhoud. (Lees de machtige proclamatie van Jesaja 1)[*] En al is het dat het Woord van God ons veroordeelt, toch blijven we aan Zijn kant staan. Waarheid is dat we waar (eerlijk) voor God worden en zo gepast zijn voor een Zaligmaker die van Zichzelf zegt: "Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot de Vader, dan door Mij" (Johannes 14: 6).
Ds. W. van 't Spijker (christelijk-gereformeerd) merkte eens op dat veel jongeren geen belangstelling meer hebben voor een belijdenisgeschrift als de Dordtse Leerregels." De jongeren van nu stellen andere vragen." Bijvoorbeeld de vraag of God bestaat." Ds. J.M.J. Kieviet (eveneens christelijk-gereformeerd) reageerde toen: "Wat zou er de oorzaak van zijn dat veel gemeenten van nu zich niet herkennen in zaken als de verdorvenheid van de mens, de verkiezing van eeuwigheid, de soevereine genade van God, de noodzaak van de wedergeboorte, de doding van het vlees en de volharding in het geloof? Zou het soms zijn omdat ze hierover vanaf de kansel maar nauwelijks meer horen? En als ze er al iets over vernemen, dan op zo'n algemene en oppervlakkige manier dat het de harten niet raakt. Het wordt hun niet gepredikt "in de ontzaglijke realiteit van het leven." Hij verwees naar een bekende uitspraak van H. Bavinck, bekend theoloog aan het begin van de vorige eeuw binnen de Gereformeerde Kerken[*] en eveneens naar een gedachtewisseling in 1956 tussen ds. G. Boer (hervormd-gereformeerd) en H. Berkhof (kerkelijk hoogleraar systematische theologie Leiden): "U vraagt: is er wel een God? Maar dieper dan de aangevretenheid van de moderne mens gaat de ontdekking van de Heilige Geest, wanneer wij met onze schuld gesteld worden in de ontmoeting met de levende God. Wie voor God staat, blijft alleen de schreeuw om genade over."

Ik zie geen kans het Evangelie te vertalen en te moderniseren in moderne begrippen. Ik moet prediken over zonde. De moderne mens heeft geen zondebesef. Nederland bestaat blijkbaar alleen uit mensen, die heel braaf zijn. Zij doen hun plicht. Zij doen niemand te kort. Zij geven aan een ieder het zijne. En zij geloven, dat, als er een God bestaat, die God wel liefde zal zijn. De moderne mens weet dus niet, wat wel zonde is. Hij kan dus ook niet begrijpen, wat genade daartegenover betekent. Nu moet ik hem dat begrip zonde duidelijk maken. Ik moet gaan vertalen in een moderne taal, een taal, die de moderne mens begrijpt en die hem aanspreken kan. Ik ga vertalen. Ik spreek niet meer over zonde, maar over tekortkoming, gebrek, verkeerdheid, onjuist levensinzicht, onvolkomenheid en wat dies meer zij. Heb ik nu het woord zonde zo vertaald, dat in ieder van de door mij opgegeven woorden of in al die woorden gezamenlijk het begrip is weergegeven? Niemand is er, die dit zal beweren! De vertaling is mislukt. De moderne weet nog niet, wat zonde is. Waarbij nog dit komt, dat een mens, die zo braaf is, ook ongevoelig is voor woorden, die het begrip zonde dan moeten vervangen. De Bijbelse begrippen en woorden kunnen niet vertaald, kunnen niet vervangen worden, zonder dat men die begrippen geweld aandoet. Paulus heeft de boodschap van het Evangelie niet aangepast bij het Griekse of Romeinse denken. Hij was Jood met de Joden, maar het Evangelie heeft hij niet ver-joodst; van Judaïsme was hij verre. Hij was een Griek met de Grieken, maar het Evangelie heeft hij niet vergriekst; Paulus was geen Hellenist. Paulus heeft zich gehouden aan de opdracht van Christus, hij heeft het Evangelie gebracht, zoals God dat had geopenbaard. En de rest, waarom het eigenlijk gaat, de aanvaarding, het geloven van het Evangelie? Dat liet Paulus over aan de Heilige Geest.
Woorden geschreven door dr. W. Volger (1904-1980), predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk die nog steeds actueel zijn.
God onderzoekt en vraagt ons hele hart
Het eerste wat Paulus sprak toen de Heere zich aan hem openbaarde was: Wie zijt Gij, Heere? en: Wat wilt Gij dat ik doen zal? Hij wist het niet meer en had licht en leiding van Boven nodig. Hij was zoekende en vragende (klein) gemaakt. Als er opgeroepen wordt om in Jezus te geloven, de vergeving van zonden aan te nemen zonder meer, zal het Woord geen diepgang krijgen in ons leven. Zo hebben de profeten, de Heere Jezus, Petrus en Paulus niet gepreekt. Zij wezen aan waar het op vast zat. Denk aan het gesprek met de rijke jongeling, het gesprek met de Samaritaanse vrouw, de preek van Petrus op de Pinksterdag, de brief van Paulus aan de Romeinen. Het Woord van God legt de wortel van ons bestaan open. Niet alleen bij de aanvang, maar ook bij de voortgang van de (dagelijkse!) bekering: Maar Hij, Zich omkerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter Mij, satanas! gij zijt Mij een aanstoot, want gij verzint niet de dingen, die Gods zijn, maar die der mensen zijn (Marcus 8: 33). God stelt de mens (telkens weer) schuldig. Calvijn zegt dat God werkt naar recht en orde. In deze weg kan de zoete kracht van het evangelie worden ervaren en vindt ook de ware opwas in het geloof plaats: Altijd de doding van de Heere Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam zou geopenbaard worden (2 Kor. 4: 10).
"Het rechte verband van het Goddelijk Woord is het middel, waardoor het de Heere behaagt, Zijn lieve kinderen te versterken in de hope van het eeuwige leven en van de toekomende heerlijkheid. Natuurlijk zal niemand die uit Gods Woord kunnen putten, zonder erkentenis, of liever zonder gevoel van zonde en ellende, want zonder dat dient de kennis der letter van Gods Woord alleen om de mens opgeblazen te maken." (Kohlbrugge)
Wanneer het Woord geen diep en breed beslag op ons leven krijgt, komen we op het terrein van leer en leven al snel tot andere conclusies. We worden terstond geërgerd als het struikelt met ons eigen vlees (Mattheus 13:21).[*] We laten ons leiden door ons verstand, ons gevoel of door wat de meerderheid van de samenleving goed acht. De eerste decennia van de 20ste eeuw verschilden de algemene normen en waarden in de samenleving nog niet zo veel met de gedachten hierover in de kerk. In de 21ste eeuw is dat duidelijk heel anders geworden. Het individualisme en moderne hedonisme is nu bepalend. Dit hedonisme is in de kern egoïstisch (enkel op zichzelf gericht). Omdat we ons niet los kunnen maken van de cultuur waarin we leven en dit hedonistische stelsel aansluiting heeft op ons verlangen maakt dit het moeilijker om vast te houden aan Bijbelse principes die dan als 'knellend' worden ervaren. We gaan wegen zoeken om die knellende band wat losser te maken door het anders uit te leggen. We willen het evangelie relevant, redelijk en aanvaardbaar maken door bepaalde zaken te nuanceren, aan te passen of te verzwijgen. Maar we zien niet in dat we het evangelie hiermee juist teniet doen. Openbaringen 22: 18 geeft een indringende waarschuwing om niets van de woorden der profetie af te doen.
Maar hoe zit het dan met ons als meer of minder gevoelige of zelfs grof onverschillige mensen binnen en buiten de kerk die maar blijven voortleven alsof we door eigen toedoen zalig kunnen worden?
"Ten diepste houden wij de ongerechtigheid ten onder, namelijk deze waarheid: dat wij gevallen zijn in Adam, dat wij van nature dood zijn in de zonden en de misdaden, dat wij niet deugen, dat wij niet volbrengen, wat ons schijnbaar zo ter harte schijnt te gaan, dat wij huichelaars zijn, die niets bezitten van alles, waarop wij ons tegenover God en mensen beroemen. We willen beter zijn als het Woord van God ons beschrijft." (Kohlbrugge).
Mens moet er zelf buiten vallen om het Koninkrijk van God binnen te kunnen gaan
Als je in een kleine kerkelijke gemeente opgroeide is het herkenbaar. Dan was je daadwerkelijk blij met bezoekers van buiten de kerk die een zondagse dienst bezochten. Tijdens de dienst was er dan de hoop dat de preek maar niet al te scherp zou zijn, zodat er voor de gasten in de kerk geen weerstand zou optreden om evt. 's-middags of de volgende zondag opnieuw present te zijn. In een seculiere samenleving waarin de kerk een randverschijnsel geworden is, is deze valkuil ook aanwezig. Je hoort steeds vaker de term 'woke' dat staat voor wakker worden, ontwaken, opmerken. Het gaat dan om signaleren en het aanpakken van misstanden. Bijvoorbeeld racisme of discriminatie, verschijnselen die uiteraard verwerpelijk zijn. Er is echter ook een beweging in de samenleving die doorslaat. Men zou dan het liefst alle historische figuren met een smet op hun blazoen uit het straatbeeld vegen. Alsof er ooit op aarde een mens heeft bestaan of eenmaal zal leven (buiten Jezus Christus) die geen smet op zijn blazoen heeft. De geest van deze z.g. doorgeslagen wokecultuur heeft ook invloed in de kerk. De Bijbel, de belijdenisgeschriften, de formulieren moeten aangepast worden, omdat mensen van buiten de kerk zich gekwetst zouden kunnen voelen door de formuleringen[*].
Hoewel deze gedachte (we willen onze seculiere naaste niet tegen ons in het harnas jagen, of dat meer mensen tot geloof en/of geloofszekerheid komen) dus wel begrijpelijk is, kan eenieder voor zichzelf wel voorstellen waar deze ontwikkeling zal eindigen: Een evangelie waar de mens op de troon zit en zelf uitmaakt wat goed en kwaad is (we zijn weer terug bij onze oerzonde van Genesis 3). Een Duitse (vrouwelijke!) theoloog merkte op: "In plaats van het zand in de versnellingsbak van de wereld te zijn, lijken de kerken tegenwoordig iedereen tegemoet te willen komen. Ze tonen weinig christelijke weerbarstigheid als het gaat om aanpassing aan de tijdgeest." Door alle menselijke obstakels weg te nemen, zal uiteindelijk geen mens gewonnen worden voor het evangelie. Wij mensen moeten er radicaal voor vallen (ingewonnen worden door de Heilige Geest). Ons eigen ik of hoogmoed zit in de weg. Paulus drukt het zo uit: "Opdat alle mond gestopt worde en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij (Romeinen 3: 19b).
Leven met Gods gebod in een wereld los van God
Het evangelie staat weliswaar haaks op veel seculiere waarden en normen maar heeft ook een zegenrijke waarde in zich voor mens en samenleving. Gods Woord is niet uit op de ondergang van menselijke verhoudingen maar juist gericht op de opbloei ervan. (Ontwrichte menselijke verhoudingen zijn een direct gevolg van de zonde en verlaten van Gods wet). Maar de vrede en harmonie kan nooit ten koste gaan van Gods geboden en inzettingen (Lees Psalm 139: 19-24). Ja, het is vreselijk als deze woorden verkeerd worden toegepast. Maar hier wordt niet bedoeld een vleselijke haat tegen de naaste die ons te na gekomen is. Die er een mening op na houdt die ons niet welgevallig is. Van deze haat is de wereld en de sociale media vol. Maar die haat wordt hier niet bedoeld. Deze woorden worden gevolgd door het: "Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten." De haat die hier bedoeld wordt komt voort uit...de liefde.
Ds. F. Bakker (1919-1965) die bekend stond om zijn zachtmoedig karakter schrijft bij deze woorden: "De liefde tot God, dat is de bron van de haat jegens de vijanden van God. Kan een kind, dat zijn ouders liefheeft, de haters van zijn ouders liefhebben? Zal het dat kind geen pijn doen, als zijn vader of moeder wordt aangetast? Zo staat het ook hier. David heeft zijn God te lief, dan dat hij niet zou haten die de Heere haten." (..) "In deze haat wortelt geen hardheid, geen valsheid, geen wraakzucht, geen eerzucht, maar op de bodem van deze haat ligt het verdriet." Het kan niet anders of wij moeten iets van deze haat kennen, anders is het te vrezen dat onze liefde voor God niet zuiver is. Dan worden wij misschien wel gedreven door...eigenliefde.
Concreet: Kunnen wij zonder pijn in ons hart in een voetbalstadion plaats nemen waar Gods Naam wordt uitgevloekt of steun verlenen aan een politieke partij die Gods geboden met voeten treedt? Dat er mensen zijn die zich christen noemen maar toch stemmen op een seculiere partij als D66 of SP is helaas een realiteit. Maar zo heel gemakkelijk mee kunnen gaan met de moderne cultuur en opinie is in dit verband best reden tot zorg.
Niet Gods geboden staan ons geluk in de weg, maar wijzelf staan ons eigen geluk in de weg door het negeren van die geboden. De Bijbel werd geschreven in een tijd dat veel van onze problemen nog niet aan de orde waren. De vraag is of deze gedachte eigenlijk wel klopt. Terecht is erop gewezen dat onze samenleving parallellen vertoont met de tijd van de eerste christenen. Over het algemeen staan mensen negatiever tegenover de toekomst als in het verleden het geval was. Denk aan de toenemende milieuproblematiek, depressiviteit onder jongeren door de scoringsdrift: ons leven moet slagen, het verdwijnen van gezagsverhoudingen en het stemgedrag van de massa willekeurig van links naar rechts vanuit het onderbuikgevoel. In Rome voelde men ook wel aan, dat men over het hoogtepunt van de beschaving heen was. De gemeenten van Rome en Korinthe stonden in een zelfde branding als wij nu in onze seculiere samenleving. Toen kwam daar echter nog bij gevaar voor eigen leven. Het geloof van de Romeinen en de Korintiërs was beproefd. Toch is er ook een verschil: onze samenleving heeft zich van het christendom afgekeerd. Dit betekent een hardere korst eromheen. Van de Grieken en de Romeinen kon nog gezegd worden dat zij in 'onschuld' dwaalden omdat zij het licht van Gods Woord niet hebben. Wij lijken meer op het Joodse volk die Christus willens en wetens verwierpen.
Samenvatting van het christelijk geloof
In Handelingen 18 lezen we dat Paulus in Korinthe arriveerde waar zo omstreeks het jaar 50 jaar n. Chr. niemand op hem zat te wachten. Zo zit ook niemand van zichzelf op bekering en vergeving van zonden te wachten. (Behalve dan als een soort verzekering dat het met ons later toch wel goed komt). Paulus had geen beroep gekregen van de gemeente van Korinthe (die bestond ook nog niet), maar ging erheen als een gewone burger en vond een baan bij Aquila en Priscilla om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Dit terwijl de Heere geordineerd heeft degenen die het Evangelie verkondigen dat zij ook van het Evangelie leven. Paulus wilde echter niet dat men hem zou gaan verdenken te preken voor persoonlijk gewin. Korinthe was een welvarende stad waar de internationale handel welig tierde. Het was ook een stad die bekend stond vanwege de zedeloosheid. Drinken als een Korintiër was een begrip. Naast zijn werk als tentenmaker was Paulus iedere sabbat in de synagoge om de Joden tot geloof te bewegen. De boodschap stuitte echter op groot verzet. Dan lezen we in Handelingen 18: 8 "En Crispus, de overste der synagoge, geloofde aan de Heere met geheel zijn huis; en velen van de Korinthiërs, hem horende, geloofden, en werden gedoopt. En de Heere zeide tot Paulus door een gezicht in de nacht: Zijt niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet. Want Ik ben met u, en niemand zal de hand aan u leggen om u kwaad te doen; want Ik heb veel volk in deze stad. En hij onthield zich aldaar een jaar en zes maanden, lerende onder hen het Woord Gods." We lezen dat Paulus niets anders deed als het Woord verkondigen. De Heere bemoedigde hem door te wijzen op de verkiezing: "Ik heb veel volk in deze stad."
Een uitgebreide samenvatting van de boodschap van Paulus vinden we in de brief aan de Romeinen. In deze brief grijpt Paulus terug op het Oude Testament. Hij brengt geen nieuwe leer, maar maakt zich bekend als "een dienstknecht van Jezus Christus, een geroepen apostel, afgezonderd tot verkondiging van het Evangelie van God, Hetwelk Hij te voren beloofd had door Zijn profeten, in de heilige Schrift Van Zijn Zoon, (Die geworden is uit het zaad van David, naar het vlees. Die krachtelijk bewezen is te zijn de Zoon van God, naar de Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden) namelijk Jezus Christus, onze Heere" (Romeinen 1: 1-4).

Noten
[*] "De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen? Jezus dan zeide tot hen: Nog een kleinen tijd is het Licht bij ulieden; wandelt, terwijl gij het Licht hebt, opdat de duisternis u niet bevange. En die in de duisternis wandelt, weet niet, waar hij heengaat. Terwijl gij het Licht hebt, gelooft in het Licht, opdat gij kinderen des Lichts moogt zijn. Deze dingen sprak Jezus; en weggaande verborg Hij Zich van hen. En hoewel Hij zovele tekenen voor hen gedaan had, nochtans geloofden zij in Hem niet; Opdat het woord van Jesaja, den profeet, vervuld werd, dat hij gesproken heeft: Heere, wie heeft onze prediking geloofd, en wien is de arm des Heeren geopenbaard?"
[*] "Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in de Heere; wandelt als kinderen des lichts."
[*] "Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in de nacht. Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede, en zonder gevaar; dan zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw; en zij zullen het geenszins ontvlieden; Maar gij, broeders, gij zijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zou bevangen. Gij zijt allen kinderen des lichts, en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts, noch der duisternis. Zo laat ons dan niet slapen, gelijk als de anderen, maar laat ons waken, en nuchter zijn."
[*] "Dat God sommigen in de tijd met het geloof begiftigt, sommigen niet begiftigt, komt voort van Zijn eeuwig besluit. Want al Zijn werken zijn Hem van eeuwigheid bekend, en Hij werkt alle dingen naar de raad van Zijn wil. Naar welk besluit Hij de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vermurwt en buigt om te geloven; maar degenen die niet zijn verkoren, naar Zijn rechtvaardig oordeel, in hun boosheid en hardigheid laat. En hier is het dat zich voornamelijk voor ons ontsluit die diepe, barmhartige en evenzeer rechtvaardige onderscheiding der mensen, zijnde in evengelijke staat des verderfs, of het besluit van verkiezing en verwerping, in het Woord Gods geopenbaard. Hetwelk, evenals het de verkeerde, onreine en onvaste mensen verdraaien tot hun verderf, alzo de heilige en godvrezende zielen een onuitsprekelijke troost geeft."
[*] "Want het woord des kruises is wel dengenen die verloren gaan, dwaasheid; maar ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. Want er is geschreven: Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik tenietmaken. Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld niet dwaas gemaakt? Want nademaal in de wijsheid Gods de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking zalig te maken die geloven. Overmits de Joden een teken begeren, en de Grieken wijsheid zoeken. Doch wij prediken Christus de Gekruisigde, de Joden wel een ergernis, en de Grieken een dwaasheid. Maar hun die geroepen zijn, beide Joden en Grieken, prediken wij Christus, de Kracht Gods en de Wijsheid Gods. e.v."
[*] Zo staat op de website van het tv programma Hour of Power vermeldt: "God heeft ieder mens lief. Hour of Power wil niets liever dan die Liefde doorgeven." Groeperingen als Mozaiek en De Doorbrekers die een 'moderne kerk' willen zijn zoeken aansluiting bij de mens om die een goed gevoel mee te geven: je hoort erbij en mag er zijn, je maakt deel uit van een groter geheel. "Wij geloven dat Jezus van je houdt. Wie je ook bent, waar je ook vandaan komt en wat jouw verhaal ook is." Met deze 'succesformule' weet men mensen uit alle sociale lagen van de bevolking aan te spreken. De groei van Gods Koninkrijk is echter geen marketingstunt. Het evangelie is niet naar de mens, wel voor de mens.
[*] Handelingen 2: 36-38 "Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt. En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen mannen broeders? En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. "
[*] Mattheus 15: 8 "Dit volk genaakt Mij met hun mond, en eert Mij met de lippen, maar hun hart houdt zich verre van Mij." Johannes 6:26 "Jezus antwoordde hun en zeide: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt, en verzadigd zijt."[*]
[*] Jesaja 1 "Hoort, gij hemelen, en neem ter ore, gij aarde, want de HEERE spreekt: Ik heb kinderen groot gemaakt en verhoogd, maar zij hebben tegen Mij overtreden. Een os kent zijn bezitter en een ezel de kribbe zijns heren; maar Israël heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet. Wee het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid, het zaad der boosdoeners, de verdervende kinderen; zij hebben den HEERE verlaten, zij hebben de Heilige Israëls gelasterd, zij hebben zich vervreemd, wijkende achterwaarts. e.v."
[*] Dr. H. Bavinck (1854-1921): "Het komt op persoonlijke bekering aan. Het verbond moet waarheid worden in eigen hart en leven. Dit aandringen op persoonlijke bekering geeft dan aan de Schotse prediking zulk een religieus karakter, zulk een praktische strekking. Ze beweegt zich altijd tussen de beide polen van zonde en genade, van wet en evangelie. Ze daalt enerzijds af in de diepten van het menselijk hart, neemt zonder sparen alle bedekselen en voorwendselen weg, waarachter de mens zich voor de heiligheid Gods verbergt, en stelt hem in zijne armoede en ledigheid voor Gods aangezicht ten toon, maar dan komt ze anderzijds ook tot den alzo verslagene van geest met de beloften des Evangelies, put den rijkdom daarvan uit, beziet ze van alle zijden en past ze toe op alle omstandigheden van het leven. In de preken van Ebenezer en Ralph Erskine vindt men dit alles terug. (..) Er is een belangrijk element in, dat ons heden ten dage veelszins ontbreekt. Het treffendst komt dat uit, als wij preken als van de Erskines vergelijken met de stichtelijke lectuur, die tegenwoordig, vooral in de christelijke verhalen en romans, op de markt wordt gebracht. De geestelijke zielenkennis wordt er in gemist. Het is alsof wij niet meer weten wat zonde en genade, wat schuld en vergeving, wat wedergeboorte en bekering is. In theorie kennen wij ze wel, maar wij kennen ze niet meer in de ontzaglijke realiteit van het leven."
[*] Mattheus 13: 31 "Doch hij heeft geen wortel in zichzelven, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging komt, om des Woords wil, zo wordt hij terstond geërgerd."
[*} In de per 1 mei 2023 ontstane fusiekerk (het tweede protestants kerkverband in Nederland naar grote met 146.000 leden) de Nederlandse Gereformeerde Kerk (gevierd door een feest met muziek en dans) werden de formulieren aangepast om mensen van buiten en binnen de kerk niet te kwetsen. Er moest minder nadruk komen op de zondigheid van de mens. (ND, 11 maart 2023) Ook heeft men de binding aan de Gereformeerde belijdenisgeschriften losser gemaakt met het argument dat men de band met de wereldkerk niet in de weg wil staan. (Hoezo in de weg?) In de Christelijke Gereformeerde Kerken is een grote worsteling gaande om zich van de progressieve greep te ontdoen. Ook daar blijkt het moeilijker te worden weerstand te bieden, mede omdat al eerder een omslag gekomen is in prediking en pastoraat. We mogen elkaar niet meer bevragen op grond van Gods Woord. Mensen begrijpen het niet meer. De Christelijke Gereformeerde Kerk in Zaandam maakte in 2004 een doorstart als missionaire gemeente en heeft leden van verschillende kerkelijke achtergronden. De diverse herkomst van gemeenteleden maakt dat bepaalde gewoonten minder vanzelfsprekend zijn en bevraagd worden, zegt deeltijd evangelist Mark Veurink. "Gemeenteleden ervaren het als een probleem dat kinderen het avondmaal niet mogen meevieren. Ze kunnen het niet uitleggen. En dat geldt ook voor mijzelf. Ik ken de argumenten, maar kan het niet uitleggen aan mijn kinderen.." ND, 8 juli 2022 (Wat gaat er dan mis?)
"Het is nodig om goed onderwezen te worden in de grondstukken van de waarheid. Degenen die geen vaste overtuiging hebben, zijn net als de stam van Ruben, ongestadig als het water. Ze zijn als een schip zonder ballast, en worden meegevoerd met alle wind van leer. De Arianen hadden elk jaar een ander geloof. Zulke mensen zijn geen pilaren in de tempel Gods, maar rieten die van de wind heen en weer bewogen worden. Let eens op de reden waarom zoveel mensen onstandvastig zijn, geneigd om elke 'nieuwe' opvatting aan te grijpen, en zich te tooien met zo veel leringen als er modes zijn. Het komt omdat zij ongefundeerd zijn."
Thomas Watson
Het oordeel van de zonde
Is het christendom ook relevant voor rijke succesvolle jonge mensen? Het antwoord is ja! Ook zij moeten eenmaal dit leven verlaten en derven (zonder de gerechtigheid van Christus) de heerlijkheid van God (Rom. 3: 23). De boodschap van zonde en genade is universeel en gaat iedereen aan, rijk of arm, geleerd of nauwelijks geletterd, denkers of doeners. Hier staan alle mensen op één lijn. Alle mensen hebben hetzelfde nodig. Door een geschonken geloof zalig te worden (Lees Psalm 49). Daarom zegt Paulus dat hij zich voor zijn boodschap niet hoeft te schamen (Rom. 1: 16). En het gebeurt ook dat rijke succesvolle jonge mensen worden toegebracht. De meesten haken weliswaar af, soms ook veelbelovende jongeren (lees Matth. 19: 16-30). Maar Paulus zelf is het sprekende bewijs. Hij was klaargestoomd aan de voeten van Gamaliel om hoogleraar in de Joodse theologie te worden. God brak echter zijn hoogmoed en toen mocht hij een dienstknecht van Jezus Christus worden.[*] Zo zijn er meer voorbeelden te noemen, denk aan Augustinus.
Wat is nu eigenlijk de kern van het christelijk geloof? De kerninhoud is de betoning van Gods barmhartigheid in Jezus Christus en de rechtvaardiging van de goddeloze, om niet, door het geloof. Dat is ook de kerninhoud van de Romeinenbrief.
Het blijkt vrijwel direct dat Paulus niet veronderstelt dat al zijn hoorders en lezers de boodschap terstond met blijdschap hebben aangenomen of zullen aannemen. De gemeente is afgezonderd, er zijn er geroepen uit de duisternis tot Gods licht, maar Paulus gaat wel uit van de realiteit dat alle mensen door hun hoogmoed en eigenwaan aan deze aangebrachte gerechtigheid die hij in Romeinen 1: 17 nadrukkelijk heeft aangewezen in eerste instantie geen enkele behoefte hebben. Alle mensen zijn van zichzelf (net als in de dagen van Noach) bezig met hele andere zaken zoals kopen en verkopen, eten en drinken, trouwen en ten huwelijk uitgevende. Er is niemand die God zoekt (Rom. 3: 10-12). Daarom gaat hij, na eerst gewezen te hebben op Christus als de beloofde Messias, krachtelijk bewezen als de Zoon van God, zijn roeping als apostel, in liefde maar ook met grote indringendheid van zonde en ellende spreken. Op het eerste gezicht zijn de groepen waarover Paulus spreekt niet gelijk. Er zijn er die leven in ongerechtigheid en anderen in eigengerechtigheid. Maar ten diepste blijken beide groepen toch wel hetzelfde: goddelozen voor God. Dit zijn mensen die God niet erkennen. We zijn ons zonder goddelijke genade hiervan nauwelijks bewust. Althans niet op die wijze zoals God ons ziet in onze afzichtelijke toestand. Hoe komt het dat wij mensen hier zo blind voor zijn? Daar is maar één antwoord op: wij kennen onze Schepper niet en willen Hem ook niet leren kennen. Wij houden de waarheid in ongerechtigheid ten onder (Rom. 1: 18). Er is bij ons sprake van actief verzet (denk aan het boek de Heilige Oorlog). Dit stelt ons schuldig. Want ieder weldenkend mens kan weten dat deze wereld niet door puur toeval of zonder enig doel tot stand is gekomen (Rom. 1: 20). De zichtbare werkelijkheid waarin wij dagelijks leven en ademen is voortgekomen uit de handen en door de wil van God. De mens heeft bovendien een geweten dat spreekt van goed en kwaad. Paulus noemt het menselijk hart verduisterd (Rom. 1: 21). Dit blijkt uit het feit wij niet beantwoorden aan ons doel: God verheerlijken. We zijn ondankbaar. We zijn doelmissers.
Maar al beantwoordt de mens niet aan het doel waartoe hij geschapen is, Gods macht en heerlijkheid wordt er niet minder om. Er staat: Die in de hemel woont zal lachen (Psalm 2: 4). Hoe de welvaart ook zal toenemen en hoe hoog de stand van de wetenschap ook zal reiken. Als we leven in de waan de zichtbare werkelijkheid te kunnen verklaren zonder het licht van Gods Woord. Of zelf te kunnen geloven en de zaligheid in eigen kracht aan te nemen. Of als we helemaal geen behoefte hebben om door Christus gerechtigheid behouden te worden. In Gods ogen zijn we dan als dwazen.[*] Paulus zegt: Zich uitgevende voor wijs, zijn zij dwaas geworden (Rom. 1: 22). Van ons moet gezegd worden: Ziet de mens! (Joh. 19: 5). De mens is een karikatuur geworden van wat hij eenmaal was. Afgezette koningen afkomstig uit een verloren paradijs.
Maar de mens is toch religieus gebleven. Dat blijkt uit de praktijk dat we in plaats van de levende God allerlei namaakgoden creëren waar we ons vertrouwen op zetten en die op vleselijke wijze vereren: alleen om er zelf beter van te worden (Rom. 1: 23). Dan worden we door God overgegeven als door een oordeel aan de zonde en allerlei onreinigheid bijvoorbeeld op het gebied van drank, verdovende middelen en seksualiteit (Rom. 1: 24). Onze afgoden leggen ons immers hierbij geen strobreed in de weg. Met een dergelijk verwrongen godsbeeld stellen we onszelf als maatstaf. Deze maatstaf is echter te kort voor Gods recht. Het is een ijdele (lege) voorstelling van God. Door zo te leven onteren we onszelf als schepsel van God. We brengen het er nog lager af als de dieren, want een ons kent nog zijn bezitter en een ezel de krib zijns heren (Jesaja 1: 3). Terwijl we als mens naar Gods beeld zijn geschapen.[*] Het allerergste is: We hebben de waarheid veranderd in een leugen (Rom. 1: 25). We stellen ons gerust met de gedachte dat er alleen een hier en nu is en nooit een moment komt dat we rekenschap moeten afleggen van ons leven. Daarom zijn en blijven we leeg van God (zonder ware godskennis), dienen onszelf, onze lichamen en geven eer aan onze helden en sterren. De goede gaven die God ons nog nagelaten heeft misbruiken we tot onze wellust. Dit gaat als God ons geen halt toe roept van kwaad tot erger tot het meest extreme en perverse toe (Rom. 1: 26-28). En dan gaat Paulus allerlei zaken concreet benoemen als een soort samenvatting: "vervuld zijnde met alle ongerechtigheid, hoererij, boosheid, gierigheid, kwaadheid, vol van nijdigheid, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid; oorblazers, achterklappers, haters Gods, smaders, hovaardigen, laatdunkenden, vinders van kwade dingen, de ouderen ongehoorzaam; onverstandigen, verbondbrekers, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijken, onbarmhartigen" (Rom. 1: 29-32). Paulus laat een foto zien van de mensheid. Het kan weleens gebeuren dat we achteraf schrikken van een foto die van ons gemaakt is. Zijn wij dat echt? We kunnen het haast niet geloven.[*] Toch is het zo. Al worden we misschien voor veel zaken bewaard in de uitleving, de mens heeft alle zaden van boosheid in zich. Er hoeft maar weinig te gebeuren of die zaden ontkiemen en het onkruid komt boven de grond. We hoeven niet allemaal een crimineel te zijn om toch schuldig te staan voor God. Twee zaken worden hier heel nadrukkelijk door Paulus genoemd: 1. Het is een oordeel van God dat we zo zijn en ons zo gedragen. Hij laat ons over aan onszelf (Rom. 1: 28) en 2. Voor het recht Gods stelt dit feit en dit gedrag ons schuldig tot het oordeel van de dood. De dood is gevolgd als straf op de zonde (Rom. 1: 32, Genesis 3: 19). De lichamelijke dood is een waarschuwing om ons indringend te bepalen bij onze nietigheid en eindigheid. Als dit ons niet stil zet en aan Gods voeten brengt zullen we eenmaal eindigen in de eeuwige dood.
Noten
[*] Uit een recent onderzoek (ND, 15 mei 2023) onder tieners bleek dat velen van hen de kerk maar saai vinden. Die denken: het gaat toch niet over mij. (Waarom niet?) Jongeren maken zich zorgen over dingen als klimaatverandering en racisme. De kerk vinden ze te weinig relevant. De kerk moet de plek zijn waar we elkaar motiveren om aan de slag te gaan met de wereldproblematiek. Niemand zal kunnen ontkennen dat er niets te zeggen valt vanuit de Bijbel over de wereldproblematiek. Zou dit de (enige) boodschap van de kerk moeten zijn? Blijven we dan zelf als 'het grootste probleem' niet teveel buiten schot?
[*] 1 Kor. 15: 9 Want ik ben de minste van de apostelen, die niet waardig ben een apostel genaamd te worden, daarom dat ik de Gemeente Gods vervolgd heb, 1 Tim 1: 15 12-15 En ik dank Hem, Die mij bekrachtigd heeft, namelijk Christus Jezus, onzen Heere, dat Hij mij getrouw geacht heeft, mij in de bediening gesteld hebbende; Die te voren een gods lasteraar was, en een vervolger, en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het ontwetende gedaan heb in mijn ongelovigheid. Doch de genade onzes Heeren is zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde, die er is in Christus Jezus. Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben.
[*] Spreuken 26: 12 Hebt gij een man gezien, die wijs in zijn ogen is! Van een zot is meer verwachting dan van hem. Psalm 14: 1 De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand die goed doet. Dat God spot met de hoogmoed van de mensen blijkt ook uit de geschiedenis van de toren van Babel. (Genesis 11: 1-9)
[*] Afgoderij (iets anders stellen in de plaats van de levende God) wordt in de Bijbel vergeleken met hoererij. Dat de mens naar Gods beeld is geschapen blijkt uit Genesis 1: 26
Op één hoop met de wereld
Nu kan het zijn dat we ons nog steeds niet aangesproken voelden. De preek van Paulus is langs ons heen gegaan. Maar dan gaat Paulus nu het woord tot deze overgebleven groep richten. Want Paulus heeft met grote heftigheid de zonde geschilderd van hen die leven buiten de bijzondere openbaring van God. De wereld die Paulus uitgebeeld heeft leeft in grove zonden en de mensen hebben hier ook helemaal geen problemen mee. De Joden, de kerkelijke mensen, de humanisten[*] hebben daarentegen een hoog moralistisch besef en zijn in doorsnee meer betrokken op de wereld. Zij leiden een ingetogen leven en zijn beschaafde en burgerlijke mensen. Het blijkt dat hun mensbeeld veel te rooskleurig is en daarom raakt de boodschap van Paulus hen niet. Paulus stelt nu ook deze groep schuldig en gooit hen op één hoop met de door hem geportretteerde wereld die in het boze ligt. De boodschap raakt alle mensen van deze wereld. Ook degene die zich van de boze buitenwereld meende te kunnen distantiëren, maar genoegdoening vond in een leven van eigengerechtigheid. Of degene niets moest hebben van oppervlakkigheid of zwaarheid, maar de Christus zoals in Gods Woord geopenbaard aan zich voorbij liet gaan. Of degene die een excuus verlangde van zijn naaste of tal van zwarte bladzijden uit diens levensboek wist op te sommen, maar geen oog had voor eigen zondigheid. Dan kunnen we met de vinger naar de ander blijven wijzen. Maar volgens deze boodschap van Paulus zijn alle mensen die leven op deze aarde of eenmaal geleefd hebben even zondig en schuldig.[*]
Hoe kan Paulus dit zeggen? Paulus zet de Joden op één lijn met de heidenen: zondaren die zonder de wet leven. Paulus zet de Joden zelfs onder de heidenen. Zij hebben de wet en de profeten en toch doen ze dezelfde dingen. Wat Paulus nu zegt doet de deur dicht. Voor zover er al over de eerste drempel heengestapt waren zullen ze nu de evangelisatiebijeenkomsten niet meer bezoeken. Want deze rede is hard. U preekt de mensen de put in. Wie kan dezelve horen? Paulus trekt zich er echter niets van aan. Hij spreekt hen aan niet als Jood maar als mens. U bent met uw hoge moraal ten diepste hetzelfde als al die heidenen die de wet niet kennen. U doet hetzelfde. U bedoelt God niet. U hebt God in uw leven niet verheerlijkt. U bent hoogmoedig. U leeft zonder God. U vraagt niet naar Zijn wil. En God moet het oordeel voltrekken over degenen die zulke dingen doen. Daarin leeft en zijn vermaak heeft. En denkt u dat, o mens, die zo uit de hoogte over uw naaste oordeelt, maar ten diepste hetzelfde goddeloze hart bezit, dat u aan het oordeel van God zult ontkomen? Gods oordeel gaat niet alleen over onze dadelijke en grove zonden die naar menselijke maatstaven ook slecht zijn, maar gaat ook over alle werken die uitwendig (naar menselijke maatstaf) wel goed zijn. Gods oordeel legt alle menselijke maatstaven van goed en kwaad bloot. Dan blijken die maatstaven vol te zitten van hypocrisie en dit herinnert ons aan de woorden van Christus, die sprak: "Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke maat gij meet, zal u wedergemeten worden. En wat ziet gij de splinter die in het oog uws broeders is, maar de balk die in uw oog is, merkt gij niet? Of hoe zult gij tot uw broeder zeggen: Laat toe dat ik de splinter uit uw oog uitdoe; en zie, er is een balk in uw oog? Gij geveinsde, werp eerst de balk uit uw oog, en dan zult gij bezien om de splinter uit uws broeders oog uit te doen." (Mattheus 7: 1-5)
Paulus spreekt een vernietigend oordeel uit over de mensheid, een oordeel die ieder mens (of we ervan willen weten of niet) persoonlijk raakt. De bezoldiging (het loon) van de zonde is de dood (Romeinen 6: 23a) Tegelijkertijd brengt dit vonnis direct al een bevrijdende evangelieboodschap: maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onze Heere (Rom. 6: 23b).

Bekering en vernieuwing van het hart
Als we geboren worden zijn wij van God vervreemd (Efeze 4: 18).[*] We groeien op en denken: de zon staat aan de hemel, de toekomst lacht mij toe, God is te goed om mij te veroordelen vanwege mijn zonden en tekortkomingen. Ons geweten zegt ons wel dat we tekort komen, maar de nood drijft ons niet uit. Anderzijds kunnen we een beeld van God hebben als van een grillige man die straft bij iedere overtreding. Iemand waarbij we vooral uit de buurt moeten blijven. Terwijl Hij ons dagelijks omringt met Zijn goedertierenheden en aardse zegeningen (Lees Psalm 107). Maar uitwendige voorspoed is nog geen reden om te denken dat God aan onze kant staat. De wegen van de Heere in voorspoed en tegenspoed moeten ons leiden tot verootmoediging en bekering (Rom. 2: 4). De verloren zoon zag in dat zijn vader een goede vader was en dat was de reden om terug te keren ongeacht hoe het oordeel zou uitvallen (Lukas 15).
De Heere zal een iegelijk vergelden naar zijn werken (Rom. 2: 6). Er is bij Hem geen aanneming des persoons (Rom. 2: 11). God oordeelt ons naar Zijn Evangelie (Rom. 2: 16). Dit oordeel wordt ons vandaag aangezegd. We liggen als mens waar we dan ook geboren zijn onder het oordeel. Maar we zijn er blind voor. Ook Israël en hen die de woorden Gods zijn toebetrouwd als verbondskinderen gaan ten onder vanwege hun ongeloof (Lees Hebreeën 3). We vertrouwen op onze eigen wijsheid en gerechtigheid (Rom. 2: 19). De mannen van Nineve (de heidenen) zullen opstaan tegen ons in het oordeel. Zij hebben zich op de oordeelsprediking(!) van Jona bekeerd. Calvijn wijst erop dat de boodschap van het oordeel een wezenlijk onderdeel van het evangelie is. "Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God." (Johannes 3: 18)
Het komt er voor ieder mens op aan dat we oog krijgen voor onze schuld (de balk) die geregistreerd staat bij God. Bij die schuld valt de schuld van onze naaste (de splinter) in het niet (Lees Mattheus 18: 21-35). God zal de verborgen redenen van het hart openbaar maken. Niemand zal in dat gericht kunnen blijven staan. De wet van God stelt alle mensen schuldig. Heel de wereld is strafwaardig voor God. In de bekering wordt de mens tot zwijgen gebracht. We worden het met God eens: God is waarachtig, maar alle mens leugenachtig (Rom. 3: 4) en leren we bidden: Schep mij een rein hart, o God. En vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest (Psalm 51: 12). De bekering wordt vergeleken met een opstanding uit de dood. Het is fundamenteel, diep ingrijpend. De mens komt met zijn gezicht naar God toe te staan. Dan dringen de woorden Gods diep door tot in de ziel. Calvijn wijst hier naar Jeremia 31: 33b "Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn." De ware bekering wordt ook uitgedrukt als een besnijdenis van het hart (Rom. 2: 29).
Het probleem bij ons is dat we niet kunnen bevatten dat God enerzijds van Zijn recht geen afstand doet, en anderzijds de schuld wil wegnemen, om niet, door het geloof, alleen op grond van de gerechtigheid van Christus. Dat God van ons eist bekering, berouw en zondebesef (het kleed van ootmoed) maar dat dit anderzijds geheel Zijn gave is. Wij kunnen geen bekering, berouw, zondebesef of geloof voortbrengen. Geen ware zucht of traan. Hetgeen van ons is voegt niets aan de zaligheid toe. Toch kan het niet zonder de vruchten van het ware geloof. Maar daarvoor hebben we God nodig.
Noten
[*] Het humanisme is een breed begrip. Er is een religieuze variant en een meer agnostische variant, maar in de regel staat men voor de gedachte dat ieder mens goed in zichzelf en/of in staat is het goede te doen. In onze moderne samenleving zet men zich in voor de vrijheid van het individu. Men gaat ervanuit uit dat er geen hogere normen en waarden zijn als de menselijke vrijheid, tolerantie en liefde zoals zij die voorstaan.
[*] Moeten dan de grenzen tussen kerk en wereld uitgewist worden? Hoeft er geen collectieve schuld beleden te worden? Moeten alle zwarte bladzijden in het boek van de (kerk)geschiedenis uitgescheurd worden? Dat is uiteraard niet de bedoeling. We moeten eerlijk zijn dat kerk en samenleving onderworpen zijn aan de zonde. Kerk en samenleving behoren wel te blijven staan onder de tucht van Gods Woord. Maar collectieve schuld in kerk en wereld krijgt pas echt diepgang als het eerst persoonlijke schuld geworden is. Het kwaad moeten we in de eerste plaats niet zoeken in de wereld of in de kerk (dat is gemakkelijk) maar in onszelf.
[*] Efeze 4: 18 Verduisterd in het verstand, vervreemd zijnde van het leven Gods, door de onwetendheid die in hen is, door de verharding hun harten.
De woorden: Christus is ons heil, Hij is onze gerechtigheid, onze werken helpen ons niet uit de macht van de zonde en dood, de Enige, de verworpene hoeksteen moet het doen, enz. zijn spoedig geleerd en gezegd, en hoe juist en goed ook ik ze ken, dat getuigen mijn geschriften! Maar als het tot een treffen komt, dat ik met duivel, zonde, dood, nood en wereld zal kampen, en er geen raad, hulp en troost aanwezig is, zonder de enige hoeksteen, dan kom ik er wel achter wat ik vermag, en wat voor kunst het is, om in Christus te geloven. Dan zie ik wel wat David met dit woord meent: Het is wonderlijk in onze ogen. Maar de pausgezinden zingen aldus: Het is gering en gemakkelijk in onze ogen. Hoe? zeggen zij. Geloof, geloof! Zo spoedig kan iemand deze woorden niet uitspreken, of zij hebben ze in een ogenblik uitgestudeerd, Ja helaas! zo volledig, dat zij noch ons, noch iemand anders daarvan iets hebben overgelaten.
Maarten Luther
"God eist het geloof zelf van ons, en Hij vindt niet hetgeen Hij mag eisen, tenzij Hij gegeven heeft hetgeen Hij mag vinden. Geve God wat Hij gebiedt en gebiede Hij wat Hij wil. De Heere gebiedt, zowel in de wet als in de Profeten, dat wij ons tot Hem bekeren. Maar de profeet (Jeremia 31: 18) roept daartegen: bekeer mij Heere, en ik zal bekeerd worden, want nadat Gij mij bekeerd hebt, heb ik berouw gehad. Hij gebiedt dat wij de voorhuid van ons hart besnijden. Maar Mozes betuigd dat die besnijdenis door Zijn hand geschiedt (Deut. 30: 6). Hij vordert overal vernieuwing van het hart, maar verklaart elders dat die door Hem gegeven wordt (Ezechiël 36: 26) Hetgeen nu God belooft, zoals Augustinus zegt (God beveelt hetgeen wij niet kunnen, opdat wij zouden weten wat wij van Hem moeten begeren), dat doen wij zelf niet door ons goeddunken of onze natuur, maar Hij zelf doet dat door Zijn genade."
Johannes Calvijn
"Als wij in angst zijn beginnen te roepen, de Heere beschikt de middelen tot onze uitredding, maar die zien er op het eerste gezicht zo uit, dat ons verderf nu ten volle besloten schijnt en dat wij moeten klagen: Ik zink er nog dieper en dieper in. De weg van de uitredding is in onze ogen een hellevaart en wij wanen ons, ja bevinden ons ook midden in de hel wanneer Gods reeds daar is om ons te behouden."
Hermann Friedrich Kohlbrugge
Literatuur
Th. Watson, De hoofdsom van de geloofsleer (Barneveld, 2002)
Ds. D. Heemskerk, En om uw gunst en waarheid saam, Een prekenserie over de Dordtse Leerregels (6e druk, 2011)
Ds. W.L. van der Staaij (red.) Uw gunst, Uw trouw, Uw Woord, houvast in een veranderende kerk en samenleving (Houten, 2022)